
B. De zaaddoozen veelzadig, 5 - 12 in getal. —
Boterbloem.
II. De kelk 3- of 5-bladig,
A. De kelk 3-bladig afvallende. Aclxt tot negen
bloembladen. — Speenkruid.
B. De kelk 5-bladig. '
a. V g f en somtijds-meer bloembladen. De zaden
eirond, een Weinig gepunt. — Adonis.
b. Vijf bloembladen, van binnen aan den voet van
een schubje vóórzien. De .zaden zamengédrukt,
gepunt. — Ranonkel.
XIII. V E E L I 1 E L M I G E N .
1. E e ns t ij l i g e n.
^ 7 r Go uwe. De kelk is 2-bladig. ,De bloemkroon 4-
bladig. Eene i-hokkige lijnvormige haauw, zonder middelschot.
Vele kamvormige zaden. P,.
611. stinkende Gouwe, met scherm'vormende bloemsteelen,
de bladen diep-vindèelig, met stompe lobben, ÜC.
Verscli. diep ingesneden, met 5-lobbige bladen, de
lobben smal, met spitse slippen. P.
PI. Veel onder de heggen, op ruwe plaatsen; algemeen
door het gansche land.
o ï . De kelk is a-bladig. De bloemkroon
4-bladig. De langwerpig-kogelronde zaaddoos i-hokkig
onder den blij vendén stempel met poriën openberstend. P.’
# De zaaddoozen stekelharig.
612. ruige Maankop, met knodsvormige stekelharige
zaaddoozen, de steng bladrijk. en veelbloemig. P.
De bloembladen zijn rood, aan den voet zwart-
gevlekt, kleiner dan in de volgende soorten.
PI. Op de akkers in Hierden, buiten Harderwijk, in
Bronkhorst en elders in Gelderland; bij het dorp
Heemskerk in Kennemerland. G. Bij Pietersbierum in
Vriesland. M. Bij Lochem. R ! Bg Nijmegen. B. Aan het
opgaan der duinen bij Overveen. K. Bij ’ sGravenhaee
en Haarlem, Z ! Bij Utrecht aan den krommen Rbijn-
te Rheede boven Arnhem. vH»
C e 5 ## De