( 592 )
Jlubus glandulosus. b e e e a r d i (act. Turin. I I I , p. 23ô.)
• ■ hybrid us. v i l l a r s (Daupli. I I I , p. 55g.)
Flor. Julio. j).
— Ois. Rubus odoratus L. et P. p. 52. in loco dicto Beekhuizen
prope Arnhem ab araico bergsma meque ipso re-
pertus est. Yerisimiliter est aufuga , aut lapgu tpmporis
iiuic solo assuefactus. — Floret Junio.
a4n. Fragaria. Calyx patens, 10-fidus, laciniis 5 al-
lernis ininoribus. Petala 5. Receptaculum pulposum,
hemisphaericum , plerumque caducum. DC. g. 658.
_— 5 98. Fragaria vesca, calyce fruclus reflexo, foliis
subtus subsericeis, longe petiolatis, pubescentia
petiolorum patentissima. DC. 3761.
Fragaria vesca. L . W. Sm. P. p. 53. — G. 434. M. 232,
le . Engl. 1024. ./J> A - ,
Par. jß. fructu albo. G. 434 , ß. /
/ s43. Potentie g A. Calyx 10-fidus, laciniis 5 alternis
minoribus. Petala 5. Rëceptaculum seminiferum, parfum
, persistens, non carnosum, saepe pilosum. DC.
g. 657.
Obs. Hujus generis species secundum c a n d o b l i i Synopsin
dispositae sunt.
* Floribus luteis ; foliis pinnatis.
___5gg. Potentil/a fruticosa, foliis pinnatis,. caule fruticoso.
DC. 3731.
Potentilla fruticosa. L. W. Sm. P. p. 53*
Je. Engl. 88.
Flor. Junio. j).
600. Potentilla „ anserina , foliis interruple pinnatis ,
subtus sericeis, foliolis argute serratis, caule repente,
pedunculis i-floris. DC. 3752.
Potentilla anserina. L» W. Sm. P» p. 53. —* G. 435.
M.223.
Je. Bat. 3i 3 5 Dan. 544; Engl, 861»
Flor. Junio, Julio. If.
_/ Coi. Potentilla supina, foliis pinnatis subhirsutis, foliolis
oblongis, profunde dentatis, caule decum-
bente dichotomo, pedunculis axillaribus solitariis.
DC. 3753.
Potentilla supina. L. W. P. p. 54. —- G. 436*
Flor. Junip, Julio. © .
#=$ Flo-*
BBmmP
{ 5 9 5 )
p l. Op de duinen te Overveen bij Haarlem en elders in de
Hollandsche duinen. vH.
Aanm. De breedbladige Braambes ('Rubus odoratus)
is door mijnen vriend bergsma en door mij op Beekhuizen bij
Arnhem gevonden. * Zij is echter waarschijnlijk van gekweekte
planten herkomstig , .of door verloop van tijd aan
dien grond gewend. — Zij bloeit in Junij.
34a. Aardbezie. De kelk openstaande, 10-spletig, de
slippen om de andere kleiner. Vijf bloembladen. De
vruchtbodëm sappig ,half-kogelrond, meestal afvallend. DC.
598.gewone Aardbezie , met den vruchtkelk nederge-
bogèn, dë bladen van onderen een weinig zijdc-
achtig, lang gesteéld, dë' zachte haartjes der blad-
steelen wijd openstaande. DC.
PL Algemeen in bosschen enz., op eenigzins hoogc gronden.
.Versch. (3. met witte vrucht. G.
P l. Te Harderwijk. G.
st43. Ganserik. De kelk is 10-spletig, de slippen om
de andere kleiner. Vijf bloembladen. De zaaddragende
vruchtbodëm is klein, blijvend, niet vleezig, dikwerf
behaard. DC.
Aanm. De soorten van dit geslacht zijn gerangschikt
volgens de Synopsis van d e c a n d o l e e .
* De bloemen g e el; de bladen gevind.
5gg. heester achtige Ganserik, met gevinde bladen en
heesterachtige steng. DC.
P l. - In de d u in e n v a n Haarlem, d e c a n d o l e e (Flore franc.
n°. 3731.) Óp de'tergen' aan den Oorsprong bij Arnhem.
BERGSMA ! en S. 8CHEETEMA !
600. zilverschoon Ganserik, met afgebroken-geviikle
bladen, van onderen zijdeacbtig, de blaadjes scherp-
gezaagd, de steng kruipende, de bloemsleelen
i-bloemig. DC.
P l. Algemeen aan de wegen en op eenigzins vochtige
gronden.
6pi. nederliggende Ganserik, niet gevinde een weinig
ruige bladen, de blaadjes langwerpig, diep-getand,
de steng liggend en gegaffeld, de bloemsteelen
eenzaam in de oksels der- bladen. DC.
P l. Op zandige dorre plaatsen in de duinen en omtrent
d e n Haarlemmerhout; buiLen Utrecht achter de Bild.
G. Bij Nijmegen. B. Bij Baarn. Vr.
* * De