A L C E D O I spida .' Y 'S V O G E L.'
, , fi-Wt+prpnd Hemelsblaauw, dat op fommige plaatfen in ’t groene fpeelt, en
j 1 — fierlyk is gefprenkeld. Van
«p de vlerke“ ’ 1 .. heers(| t eene hoog rosfe of Vuurkleuf, die m het Witte aan den Keel
B b Even zodanige Kleur hebben de Wieken ook aan de onderzyde,gelyk: tevens de
T n om S bv de Oogen, inzonderheid in het Mannetje, die in een Witte Vlak uicloopen op
rootnpjes ny oe g , Wigswyze figuur, is zwart, maar van binnen Saffraan-.
1 Pooten Voeten zyn roodachtig, met zwarte Nagekn.
S Voorwerp is zekerlyk eene verbastering, gelyk men nu en dan, doch zeldzaam,
1 L Vste f Spreeuwen, Mosfen en andere Vogelen, waameemt. Het vertoont naamelyk M M ■ Y s v o g e l . De Kleur in 1 algemeen zo van endeten als van boven is S BIM wit, doch met eenig helder groen, als een foort van weerichyn, op Kop Rüg
pn Sraart \ welk nog meer doet blyken, dat het eene verbastenng zy. Ook is de Bek niet
en Staarc,t w JLarhrk w;t selvkerwys de Pooten. Men ziet ’er een blyk aan van de
vooreemelde Toompjes en de Buik heeft iets rosachtigs. Voor ’t overige is dit by uitftek raare
V m S , daar ik nergens melding van vind, wat kleiner; als zynde maar ruim zes Du,men en de
Bek anderhalf Duim lang.
A A N T E IC E IST I N G E N..
Dp hier afeebeelde Ysvogelen zouden iemand ligtelyk doen denken, dat de Ouden billyk den
Ysvogel tvxevitigerig gentkmd hadden; doch het tegendeel is waar. De ongemeene kkinte van
Jen bmnenften der drie Voor-Vingeren verbeigt denzelven m de Tekemng voor t Gezigt. Een
Tnlandfe, dien ik bezit, toont duidelyk, dat zy, behalve het zeer körte Agtervingertje, dne anderen
hebben, het middelfte en buitenfte ongevaar een half Duim, het bmnenfte maar een Kwar-
tier Duims lang. Even ’t zelfde heeft plaats in een Kaapfe myner Verzamelmg, die zo wel Vier-
vineeris: is als de andere •(*). Wmt het is zeer aanmerklyk, dat men den gewoonen Ysvogel,
van de opeemelde Kleuren, zo wel in andere Wereldsdeelen, alwaar zo veeleriey van andere
Kleur en Grootte zig onthouden, als in Europa aantrefc. Brisson vertoont ’er den, die er veel
naar gelykt, uit Senegal, aan de Afrikaanfe Kust (f), alwaar de Ysvogel echter, zo mm als in
Oosrindie, gelegenheid heeft, om zyne Konst te toonen, van, onder Ysfchotfen door, te dui-
kelen tot het vangen van zyne prooy, dat men hier fomwylen waameemt. Ook moet hy dan
zo wel tegen Hitte kunnen als fegen Koude; daar men hem hier ’s Winters meest aantrefc in het
Riet der Slooten, alwaar hy gewoonlyk nestelt. In de Noordelyke Landen van ons Werelsdeel
fchynt hy zig niet te onthouden (§). , I . . . | ,.
Het allerbyzopderfte dat den Ysvogel berucht gemaakt heeft, is het maakzel van zyn Nest ot
Nestie die men dikwils vindt diyven in de MiddeUandfche Zee-W'ateren, inzonderheid in de
Griekfe Archipel en Propontis of Zee van Marmorn. Want het is ontwyfelbaar8 wat men ook
zeggen möge, dat hy de Kleyen of Hälcyon der Ouden zy, waar van de Nestjes, onder den
naam Van Akymium, oudstyds in de Geneeskunde gebruikt werden, by de Ingezetenen aldaar
¿irteilli genaamd. Z y beftaan gewoonlyk uit Rietjes en Graatjes van de Vischjes, welken de
Ysvogel uitbraakt endie dan met een Kleijige Aarde en met Vuiligheden tefamen lymt. Z y ge-
lyken dus veel naar die der Zwaluwen en worden in Kuiltjes aan ’t Water of in de Kloven van
Klippige Oevers geplaatsc. Het Broedzel beftaat, zo men aanmerkt, uit zeven of meer Eijertjes
en de Jongen worden gevoed door het uitbraakzel van ingeflokte Yischjes of Infekten.
/*\ n e ongemeene verwarring hier omtrent, b y de Autheuren, kan men b y K le in aangetekend, doch niet opgehelderd vinden: terwyl hy de zo
echte befchryving van Bellonids verwerpt, om die der Ooden go edte maaken. Onder deeze waren *er , die den Ysvogpl twee A gter-en twee Voor-
Vingers toefchreeven: ’t welk zyn E d ., daar het geen den minlten grond heeft, met kragt wil ftaande houden. Ord. Avium p. 33.
i ß lfpida Senegalenfis. Ban«. Av. IV . p. 485. N . 7 . T . 3p. Fig. 1 , . . . . . , ,f „ . r , . u„
(S) Want men vindt hem in de Fauna Suectca Linn. met opgetekead. pW UH nogthans noemt den Y svogel, o f auiTchiea deszelfs Ne s tje, Gentm
Borealium p hU ttum , dat is ; het Minoegift der Noordelyke Volken,