253 C H A R A D R I U S P l u v ia l is ;, G O U D - P L E V I E R .
aazen zy op Wormen en ander Ongedierte,, dat fchielyk verteerbaar is; zo dat ’er weinig van
in de Maag gevonden wordt. Z y behooren tot de Trekvogels, die, yolgens het. Saizoen,
van’t eene Land naai- ’t andere verhuizen. Dus heb ikze ook in de wakke Winter, van
1789 en 1790 , hier op de Markt overvloedig gezien , en zy werden ’er niet duur verkogt.
Oudtyds heeft menze voor lekker gehouden; zo dat van een wellustig Mensch dit Spreek-.
woord in gebruik was: hy is zelfs met Plevieren niet te vrede. Het Geluid, dat zy maaken,.
i&eenigszins fluitende, als huit, huit. Men vangtze met Sleepnetten, by het krieken van den
Dag, wanneer zy op het gefluit van .eenen, die.als Hoofdman fchynt te zyn van de troep,
by elkander zig vergaderen: want anders zyn zy wyd en zyd yerfpreid. Dat Geluid wordt,
door de Vogelvangers, konftig, met Fluitjes, nagebootst,