ANAS F u l i g u l a . TOP PERT JE, K AMD Ü IK E R , ROUWBANDJE.
A A N T E K E N I N G E N.
Dit Toppertje ziet men lömtyds aan ons Strand in Ze e , maar niet dan zeldzaam. Het
is, wegens zyne gezwindheid, moeielyk te betrappen; inzonderheid, dewyl hetaop de minfte
onraad aanftonds onder Water duikelt. Dat het ook fomwylen in Meiren en Moerasfen
voorkomt, zou daar uit fchynen te blyken, dat K le in getuigt, dat men ’t tot zynent
Moor - Endte noemde. Ik meen dergelyken ook wel in onze Binnenwateren gezien te hebben.
’t Is een aanmerkelyke byzonderheid, welke L in n y e u s , die ’er ook de Zee als de woonplaats
van aantekent, daar van meldt, zeggende: het Mametje verlaut ons, voanneer het Wyf'je te
hroeden zit (§). Hier uit zou men mislchien beduiten mögen, dat ’er, tegen den aart der
Eenden, eene ddnwyvigheid jplaats had in dit Ras. 'Maar., is het niet waarfchynlyker, dat
het Mannetje, als het Wyfje te broeden zit, hetzelve verlaiit, om een ander op te zoeken;
zo dat daar van dit Verfchynzel, of die lehynbaare byzonderheid, welke ook in andere Zee-
Eenden plaats heeft, afkomftig zy?
( 5) Mas, incubante Faminä,-noi deferit. Ibitkm.