A L A U D A , T r i v i à l i s . A L A U D A
T R i v i a l i s .
P I E P E R ,
T I E T - L E E U R I K .
In de befclnyvmg vie de® gewoqwn L e e u s ik , in ’ t voorfte yan die V e r k nigebeeid (•), g
w f e #.¥es!sWetì}aJpS!.iOf § m m WP h « Leeurikjsen-.Geflägt gewag g e u lk t van eenen
Pieper, die dagelyks op de Vinlcebaanen gevögen wordt. W y geeyen hier deAIbeelding van
denzelven, die buiten twyfel de T ie t -L e e u r ik is , hoewel van fommigen de Gras -Leeurik
daar vom gehouden wordt. Men moet in deezen naauwkeurig letten op de bepaalinge der
Soorten, door den beroemden Linn/eus gegeven, volgens welke die Onderweip naast komt aan
zyne Alauda trivialis ( f ) , tot welke betrokken wordt de Sepiaria van Brisson , als meest
in Kreupelbosch huishoudende o f in de ruigte der ße yv e ldea Het is de Spipola o f Anthus
der Ouden; by de Engelfchen het Sprinihaan - Vögeltp gawamd, om dat zyn Geluid naar het
gekras der Sprinkhaanen zweemt, en.by de Duitlchers fiep-Lerche; dat is Piep-Leeurik.
B E S C H R Y V I N G.
Dir Vogeltje is op ver nà zo lyvig niet als de gewoone Leeurikken en ook minder lang.
In gefialte zweemt het veel naar de Groenlingen. Van boven is het Olyfkleurig met zwart
gevlakt;
( • ) Op de Vjrfriende Plaat, bladz; 27.
( t ) Alauda Rcilricibus fo lc ii, estimi dimidiato alb a, fecundà apice cuneiformi alb i, linei Alarum duplici alòidi, Syfi. Nat. XII. pag. 2SSG
g g