so2 AMPELIS gamtolüs. BE®MER, Z Y D E S T A A R T , P E S T V O S E U
" B E S C H R Y V I N G.
D. E M .
aaq die «emeld' De langte is zeven of agt Rynlandfche
achtig, voor 1 overige regt, verhevenrond, ^derayds uitgeran • fe Ü B S Vo-
De W « , welke veel naar die van een> Dstelvmk o De heerfchende
gel zeer aanzienlyk. Hy is voor t.Ly ^ van | e K Uif, die hy, naar agteren fpits, op
* * m s ;bleekeraan den Buk,
Zwart heeft hy den Kyel, als ook e Van de Neussaten loopt agterwaards een zwarte
w S K ^ ^ tk s s is S a ä ä a k atn:\ end Goudgeel, ’t welk ’er een breeden pluizigen zoom aanmaakt, met uitßeekende roode
PLS ” i f e % v 3 cft hoofdzaakelyk het Mannetje, dat, in de bovenfte Alfbeeldingnaar
dena^ur^er kvendig is afgebeeld. Het S S I fl welk men 1 de.onderfe F.guur ztet,
met toegeflagra Wieken, verichilt daar vah in verifcheide opzrgoen. Ik wil nu
nn hetgetal der Staartpennen, waar van Aldrovandus m hetzelve twaalf en m het Manneg
n Ä K o n d e n tadt; ato dit my niet beftendig fchynt; noch -pp het getal der roode
Pvltiö waamn ons Wyfje ’er maar vier op jeder Vierk, ook kleiner heeft: maar letten mzon-
derheid op de enden der larigfte Slagpennen, die veel minder wir gecipc zyn en_ ^
o-eel hebten , terwyl dieKleur aan 't end der Staartvederen flets M ^nderde.gedagte roode
pennetjes.. Voor ’t overige komt my weinig of geen verfchil 1 de Sexe yooiy dat niet o<*
plaacs heeft in byzondere Onderwerpen van ’t Mannelyk Gellagr.
a a n t e k e n i n g e n .
I By gelegenheid, dat, in de voorleeden Herftt van 1 Jaar 1788, een menigte van deeZ?.'
Peftvoeels hier te Lande is overgekomen, heeft men dezelven nader leeren kennen. Mei
Wil dat iets deigelyks ook, voor eenige Jaaren, tegen zulk een kouden Wintertyd, gebeurd
zy Z y zyn. o f in Lyfter - Strikken, of met Slagnetten onder de Vinken gevangen, en fom-
migen eenieen tyd leevendig gebleeven. Haar voomaamfte Voedzel fchynen de Geneverbellen
te zyn; feweL-menze ook met Lyfter JLigufter en andereBefleo, inKouwtjes, heeft kunnen
opvideir, maar Graanen of Vleesch eeten zy :niet. Z y worden dps,,zeer gemeenzaam, en
fernen het Aas uit de hand aan, dat zy onderling elkander mededeelen. Jammer is t , dat men
foy deeze gelegenheid niet meer moeite aangewena heeft, om ze m t leven te houaen. t elui ,
dat zy maaken, zweemt naar Z iziri, met zekere klapachtigheid, gelyk de Gaaijen. epu
en gebraden zyn zy niet minder fmaakelyk dan de Lyfters en Vinken. In voonge Jaaren hee
menze niet of zeer zeldzaam vernomen.
( • ) i lbkotatuws bepaalc de langte op een Span, end e breedte, niet uitgnlprnldc Vletken, op w er Handpalmen, dat nag eg •
in de Grootte, zo wel als in de fraaiheid van Kleur, onder deeze Vogels een aanmerkeljk verlcnil.
( f ) Brisson geeit ’er een Wjnachtige Hazelnooten* Kleur aan.