T 1 I I G A , S t r i a t a .
T R I N G A
S T R I A T A .
T U U R E L U E R .
O n d e r de Vogels, die zig meer door hun Geluid dan door hunne Gedaante ontdekken,
behoort deeze, welke deswegen onzen Nederduitfchen naam voert Ik betrek denzelven tot
de Tringa Jlriata van den Ridder Linn^us, om dat hy zeer naby met de door hem opgege.
vene bepaaling en befchryving ftrookt, niettegenftaande hy in eenige opzigten van den door
Brisson voorgeftelden Totanus ftriatus verfchille (*)', die ook aanmerkt, dat de zyne aan den
Zee-Oever zig onthouden; ’t welk ons aangaande den T u u re lu e r ., die wy by Zomer, in on-
ze Rietvelden en Moerasfige Landsdouwen aantrefFen, verzekerd wordt, fomwylen plaats te
hebben in de Herfst, wanneer zig ook andere dergelyke Vogels, die men Strandloopers noemt,
aldaar bevinden. In Sweeden fcheen onze T u u r e lu e r niet waargenomen tezyn, en daarom
heb ik ’er bevoorens niet van gelproken (f). By de befchryvers der Vogelen van Engeland,
vond ik niets dat ’er naar gelykt, en of hy onder de Waterboentjes van K le in voorkome, kan
ik, wegens de kortheid der voorftellingen, niet beflisfen (§).
B E S C II R Y V I N G.
Deeze Vogel, wat kleiner dan een Duif en grooter dan eenSnep, heeft, over de Rüg ge-
meten, meer dan negen Duimen langte en de Bek anderhalven Duim. De Staart kan op meer
dan twee Duimen gerekend worden, het ongevederde van de Schenkels op een Duim, zo wel
als de middelfte Vinger van den Voet, de Pooten op omtrent twee Duimen. Door een klein
Vliesje zyn de buitenfte en binnenfte Vingers met den middelften verbonden. De Wieken
heb-
( • ) Likmaus h ee ft denzelven, alleen, aangehaald op zyne Tringa Roßri baß Pcdibusquc Jlavis, ReÜricibus albit fufco fafdatis, Remigibtu plurimi: albit:
onder den Soort-naam van TringaJlriata.
( f ) Naamelyk in het I. Deels V . Stuk der Natuurlyke Historie, in ’t jaar 1763 uitgegeven; alzo Linnaus in de X Uitgaave van zyn Syß. Nat. door
my loen gevolgd , geen Tringa ftriata heeft, zynde die in de X II Uitgaave, van 't jaar 17 6 6 , eerct in dit Gellagtingevoegd, en ontbreekende t’eene-
xnaal in de Fauna Suecica, o f befchryving der Sweedlche Dieren.
(§ ) Deeze befchryving heb i k , nu reeds drie Jaaren geleeden, naamelyk in Juny 17 9 0 , opgemaakt. Thans zie ik , door den Hoogleeraar Gmblin,
twee Engdfchc Werken, als ook Bupfon Planck, cnlum. N . 827 , op de Tringa flriata aangehaald, en de Soonbepaaling uit de Dronthemfche Verhau-,
delingen ontlsend.