26s R Ä L L Ü S A q u a t i c u s . R I E T -H O E N T J E , WA T ER-RA L L : :
geeven aan den W a t e r -Ra l l bruine, anderen Vleeschkleurige Pooten; daar niettemin het
Groenpootig Hoentje van A ld ro v an d u s, zö Rajds opmerkt, tot denzelven behoort: maar het
Fluvxel-Hoentje van Gksnerus acht hy, door den witten Buik, volkomen daar van onderfchei-
den; terwyl de gewölkte fchakeering der Pluimagie, van onderen, door hem gehouden wordt
als het voornaamfte Kenmerk van den W a t e r - R a l l . De vermaarde K le in noemt hem
Zwarte Watertreder, Waterlooper; om dat hy veelal over de Bladen der Plompen en andere
Groente, even als de Rotten loopt; ja fomtyds door den fnellen vaart over ’c open Water, dat
tusfchen die dryvende Velden zig bevindt. Hier van zou hy den naani van Rallus, Ralla of
Rall, in' ’t Fransch Rail, bekömen hebben. Voorts acht die Vogelkenner, dat de groote en
kleine Groenpoot (Chloropus) van A ld ro v an d u s , als ook de Grinetta der Italiaanen van W il-
loughby, zo wel als de Water-Rail van A lb in ; hoe zeer ook in grootte en Kleur verichillen-
de, flegts Verfcheidenheden zyn van onzen W a t e r - R a l l , die by A lb in met den Bek aan
den wortel rood en naar ’t end geelachtig afgebeeld is. Volgens Linnbus hadt hy eerst den
Bek geel, vervolgens bruin, met de Onderkaak rood, en eindelyk van onderen Göudgeel (*).
Wat Brisson aangaat, noch zyn groote W a t e r -R a l l , noch zyn kleine, in ’t Fransch genaamd
Marouette, in ’t Hoogduitsch IVynkernnell, in ’tEngelsch Girardin, komen, wat de Kleur
aangaat, genoegzaam met den onzen overeen, hoewel de laatfte naast daar mede flrookt (f).
Ik gaa dan tot de befchryving van onzen Vogel over.
ß E S' C II R Y V I N G.
De längte is, over de Rüg gemeten, ruim agt Duimen, die van den Bek drie Kwartier
Duims, van de Staart ömtrent twee Duimen. Het naakte deel der Schenkelen haalt nog geen
halfDuim, de Pooten ruim een en de langfte of middel-Vinger anderhalf Duim, de agterfle
omtrent een half Duim Voetmaat. De Wieken, uitgeipreid, komen met de enden twaalf Duimen
van elkander en toegeflagen bedekken zy het grootfte gedeelte der Staart. Z y hebben een
wit-
( • ) Roflro lutea Defin. Faun. Suec. II. p. 70. Roftrum fufcum, Mandibulä inferiore rubrä. Defcript. Ibid. Rodro fulvo. Sy ft. Nat. Ulf.
( t ) Dezelve maakt, volgens Liniueus, onder den naam van Rallus Porzana, een byzondere Soorc uic. Ibid.