L O X I A,
C U R V I R O S T R A
KRUISBEK, KRUISVINK.
V en d e r de Dienen komen, zo welebonder de MenGdien, fomtyds in k een of ander Lighaams-
deel mismaaktheden Voor; doch die bepaalen zig, doorgaans, tot een Individuum; dat is tot één
enkel Dier, zonder dat zy door de Voortteding overerven; of maaken het ook wel daar toe, ja
zelfs tot leeven onbekwaam. Dus heeft men eenige voorbeelden, dat de Bek der Vogelen, waar-
van de Boven- en Onderkaak, in ’t algemeen, zo juist op elkander fluiten, tot eene tegennatuur-
lyke geflalte, naar een Schaar gelykende, was gebragt. Wylen de kundige Heer Noseman
heeft van zodanigen Leeurik, by Bloemendaal buiten Haarlem gevangen, de Afbeelding gegeven
enook van anderen, die een gekruisten Bek hadden, gewag gemaakt (*). Maar, zo toevallig en
zeldzaam als dit in alle anderen gebeurt, zo zeker en natuurlyk komt het voor in een verwonder-
lyke Soort van Vogden, deswegen by de meeste Autheuren bekend onder den naam van Curvi•
roftra of Krombek, dat men eigentlyker uitdrukt met dien van Kruisbek: ; dewyl deeze volftrekt
een gekruisien Bek hebben; of Kruisvink, alzo zy in geftalte, hoewel wat grooter zynde, veel
naar een Vink gelyken. Ook noemt menze, in ’t Engelsch, Crofsbeak of Crofsbill, in ’t Fransch
Bec croifé, in ’t Hoogduitsch Kreutsfchnabel of Kreutsvogel: maar de oudfte benaaming is Lo xia ,
een Grieksch woord, dat Scheefbek kan betekenen. De groote Linn/eus heeft dit woord toege-
past op een geheel Geilagt van Vogelen, ’t welk de Kernbyters, Kardinaalen en dergelyken, die
een zeer dikken, gebulten, ichuins afloopenden, en dus niet regten Bek (jj hebben, boven en
behalve den gedagte Kruisvin k , bevat. Dus. zyn dan ook, van dit Gellagt, reeds drie Soorten,
in ons Land voorkomende, te weeten de ydppelvink, Goudvink en Groeming, in dit Werk afge-
beeld en omftandig befchreeven. De Heer Brisson, niettemin, heeft van deezen Vogel een enkel
Gellagt gemaakt, onder den naam van Loxia, gebruikende de Kraislingfe geftalte van den
Bek byna alleen, om denzelven van de anderen, voorgemeld, die by hem in een Geflagt van
Byrrhula begreepen zyn, te onderfcheiden (§).
B E S C H R Y V I N G.
Een tweede wonder, dat in deeze Vogelen plaats heeft, is derzelver zonderlinge verandering
van Kleur, welke maakt, dat menze onverhoeds zou aanzien voor een verfchillende Soort van
Vogelen. Sommigen willen, dat zy driemaal in ’t jaar van Kleur verwisfelen. E n , dit fchynt
wel voornaamelyk daar in te beftaan, dat de Jongen uit den geelen groen zyn, hoedanig de Wyf-
jes blyven, maar de Mannetjes worden eerst graauwachtig en vervolgens helder rood, of pom-
padoerkleur. „ Volwasfen Mannen zegt F r is ch , zyn groen met rood gemengd, doch in Kooi-
„ jen verliezen zy ligt wederom het rood, en worden geheel groen.” 1k heb ook een Mannecje,
dat geheel uit den geelen groen was, in een Kouwetje onlangs gezien. Meest zyn zy Oranje, Geel,
en Citroenkleur zegt K le in (**). Anderen merken aan, dat -zy de Kleur hebben van de Vrugt
■ i der
- / *) Zie Uilgezogte Ferbandelingen, III. D e el, Atnft. 17 58 , bladz. 479.
( t ) Roftrum Conico-gibbum, Frontis bafi rotundatom verfus Caput. Sjft. Nat. XII. Gen. 109.
( 5) Ornitologia, Ord. IX. Gen. 38.
£**) Ordo Avium, p. $6. Coccothrauftes Curviroftra.