' A L A V V A C aMPöstris. V E L D - L E E U R I l £
Kwartier Duims. Vat de Kleur aangaat, de Vogel is van boven, over den Kop en Rüg,
rosachtig Olyfkleur, raaar aan den Keel, Borst en Buik, uit den rooden geelachtig, naar de
Staart toe längs hoe bleeker en aan den Keel, op zyde, byna Oranjekleurig. De Pluimagie is
over ’t geheel fyn Haairachd'g, als Pluis. De Stuit is wit, gelyk de Staart, naar ’t L y f toe,
voor ’t overige zwart bruin. Dezelve is anderhalf Duim lang en aan ’t end breed, eenigermaate
Vorkachtig uitgefpreid. De boieenfte Staartpennen zyn ten faalve wit, voor ’t overige donker
bruin , gelyk de twee middelften, allen aan ’t end Aschgraeuw, gelyk de Slagpennen, waar
van de negen buitenfte effen, de agt binnenften Haairig gezoomd, met eene geelachtige Franje,
uitwaards. Dit heeft ook plaats in de Dekveders der Wieken, ’t welk de Vlerken lierlyk
bont maakt, als Schubswyze gerand. Over de Oogen Ioopt een witachtige Streep. De Bek en
Pooten zyn zwart.
A A N T E K E N I N G E N .
In veele opzigten fchynt deeze Vogel met den Veld-Leeurik van Bellomus, overeen te
komen, welke, zo hy aanmerkt, op fommige tyden des Jaars op de Velden aangenaam tiere-
liert. Dezelve is den 14 September 1790, aan den Dyk, by halfwege Amfterdam en Haarlem
gefchooten.