s84 CHARADRIUS Cinereus e t Calidris. Gryze EjrGRAEtiwE ZAND - PLEVIER.
zotheid van gebaarden, waar door de Momel zig ligt laat vangen, afgeleid. Iets dergelyks Iaat
zig in de geftalte van die Vogeltje, inzonderheid wat de Kop aangaat, befpeuren. Ook zyn de
Bek en Pooten zwart. Evenwel verfchilt het zeer door de Kleur van ’c Onderlyf, dat van den
Bek af, tot aan de Stuit, geheel wit is en de Rüg uit graeuw en witachtig grys gemengeld; zo
dat ik het de Gryze Z and-Plevjrr genoemd heb. Van de SJagpennen zyn de grootften
zwartachtig bruin met witte Schäften, de kleinere of middelfte haar ’t Lyf, wit, maakende op de
Wiek een witte Vlak: terwyl de middelfte Staartpennen ook donker bruin, de zydelingfe wit
zyn met bruinaditige tippen. De langte van den Bek is drie kwartier Duims, die der Poqten
¿¿n Dtiim, der Vingeren een half Dnim of daar omtrent.
Het andere van deeze Vogeltjes, dat ik de Graeuwe Z and-P levier getyteld heb, komt
naby aan de Calidris der Autheuren, of wel aan de kleine graeuwe van den Heer Brisson ,
dien de Franfchen Maubecbe, de Engelfchen Sanderling of Curwil/et noemen (*). De langte
immers is even de zelfde als die Autheur ftelt, naamelyk zeven Duimen en een Kwartier: die
van den Bek ddn Duim; welken het lang en dun heeft, en zo wel als de Pooten zwart. Van
het Vliesje, dat, volgens denzelven, het buitenfte Vingertje met het middelfte verbindt, is-
iets te belpeuren. Opk komen de Wieken ten minfte met het end van de Staart gelyk, die
de twee middelfte Vedertjes bruin, de anderen witachtig en ros getipt heefc. De Slagpennen
zyn donkerbruin met witte Schäften, en gedekt met aartige Vedertjes, die in ’t graeuwe zwart
zyn gepiekt. Voorts is dit Vogeltje over ’t geheele L y f graeuw, met de randjes der Pluimea-
witachtig of Aschkleurig en längs den Kop en Hals, tot over de Borst, bruinachtig geftreept,
doordien de Vedertjes bruine Schäften hebben. Het L y f is, aan den Buik eh verder agterwaards,
geheel witachtig. B risson merkt aan, dat het Wyfje de bovenfte Dekveders der Wieken zeer
klein, en de grootfte Slagpennen bruin heeft.
A A N T E K E N I N G E N .
Deeze Zand-Plevieren voldoen aan hunnen naam, dewyl zy zig meest op Zandige plaatfen
der Zee-Stranden enDuin-Valeijen, zo hier als elders, onthouden. Hun Aas beftaat in Wormpjes
en andere kleine Infekten, welken zy aldaar genoegzaam vinden kunnen. Aan de Kust van
Engeland en in de Noordelyke deelen, zo van Europa als van Amerika, bevinden zy zig me-
nigvuldig, leevende troepswyze, en dus ook verhuizende tot aan de Zwarte Zee.
V ) O a ia ir im R o itro Peditm^ae n ig tis, L o r it Uro p y g io a a e fa b g tE c b , C « p « e fa b n u Alba inunacidato. Syft* Um, X l l Gen , 3 3 . S p . p .