G A
C I N C L U S.
T I N T
Z E E - L E E U R I K .
N e r g e n s weet ik het aartige Vogeltje, dat wy Mer 2n Afbeelding yertoonen, fhuts te breiigen,
dar» tot deeze Soort. "Want dat hetzelve tot de Strandloopers behoore, is uit de geßalte
blykbaar. Men zou het tot" de Leeurikken betrekken kunnen, iiidieri de Agter-Vinger en Bek
eenige overeenkomst daar mede hadden. De Bek heefc nagenoeg de langte van den Kop, en
is rolrondachtig, gelyk die der Tr'mgue; ook zyn de Booten vry lang en dun. Dus komt het
veel overeen met den Schoeniclos der Ouden, by Bellonius onder den naam van Zee-Leeurik
befchreeven, en, hoewel naauwlyks kenbaar, in Afbeelding gebragt, die van Gesnerus Cin.
clus werdt getyteld, zynde, onder deezen naam, by A ld ro v an d u s , doch niet minder ruuw,
vertoond. De Heer Brisson geefc ’er onder dien naam een gpede Afbeelding van, zo wel als
A lb in , met den tytd van Smderling der Boomen-, welk vreemd is, alzo dit Vogelge, volgens
hunne eigene berigten, zig onthoudt aan; de Oevers van de Zee en Rivieren. In Engeland wordt
het, zo R a y uit W illo u gh b y verhaalt, de S t in t , en ook wel O x-E ije, dat is Koe-Oog, een
naam dien men ’er aan de Wilde Kafnille'geeft , geheten.
B E S C » R Y V I N G.
De langte van ons Vogeltje is maar zes Duimen, die van den Bek drie ICwartier Duims.
Van de Pooten zyn de Dyen een half Duim kaal of ongevederd: de Schenkels negen Lynen
Y y y 2 lanS>