244 M E R G U S S e r r a to r .' Z A A G B E K , K L E IN E D U IK E R G AN S .
vindt dryven, met den Kop onder de Wieken verborgen. Hun Aas is niet dan Visch, inzon-
derheiä Aal enPaaling en dcrgelyke flymige Schepzels, die zy met hunne fcherp getänden
Bek beter weeten te overmeesteren dan andere Zwemvogels en duikelende uit de Modder te
haalen. Echter eeten zy ook wel een ander flag'van Visch, ’t welk byzonderlyk blykt uit
het gebruik dat men, ’er, op fommige plaätfen, van maakt tot den Vischvangst, waar van ik
elders in ’t breede gefproken heb (*) : alzo de Visch door hun in de Fuiken gejaagd wordt.
Doch alsdan moet men zeer zorgvuldig zyn, van ze door eenig geraas niet te verfchrikken:
want deeze Vogels zyn van dienaarc, dat zy dan ylings onder Water zig verbergen, volgens
de eigenfchap der Duikeren. Ook maaken z y , door hun dompelen, in ftaande Wateren niet
minder gesyeld, dan een Beever. Dewyl zy veel vette Visch vreeten, zyn zy doorgaans
Thraanig van Smaak en worden derhalven weinig genuttigd dan van den gemeenen Man, die
de gezegde Duikerganzen, om de gemelde reden, Schrikvogels noemt. De Pluimagie, niette-
min, maakt, dat menze in de Noordelyke Landen rykelyk betaalt
■ {•) In myne NamrtjhMiur it, l B t V. Stak blada. 7J , volgena de SuU. Verband, van 1749, p. 197. De Heer O m u a hadt echter van aulk
tan minier van Visch vangen in de Scheeren, omtrent ajne Woonpiaats in Sweeden, niet vernomen, en aegt, dat men de Duikerganaen aidaar door
Schieten magtig wordt _> Stokh. Ferhand. voor ’t Jaar 1785 > boven.