254 A N A S C l y p e a t a S L O B B E , S C H I L D -E E N D ,
B E S C H R Y V I N G.
Gelyk de figuur des Beks A lb in aanleiding gegeven heeft om deezen Vogel Duitfche Pelli-
kaan te noemen, zo deedc de fraaiheid ’er C h a r le to n de Afbeelding van geeven onder den
tytel van Zee-Faifant. Hy merkt aan, dat ’er in de geheele Rang van Vogels met Vlies-
pooten of Zwemvoeten geene gevonden worde, die. in fraaiheid van Gefialte en fclioonheid van
Pluimagie met deeze te vergelyken is (*). Zyne Afbeelding inderdaad ftrookt veel met de
onze en wordt, hoewel de Kleur der Pluimagie eenigzins verfchillen zou, door Brisson hier
t’huis gebragt. Zy is van het Mannetje, dat ik ook in de eerfte plaats befchryven zal; vooraf
aanmerkende, dat deeze Vogels nagenoeg van grootte als de tamme Eenden zyn.
De Man of \\7oord der Slobben heeft, over de Rüg, de maat van omtrent anderhalven Voet,
den Bek bykans drie Duimen lang, zynde aan ’t end vyf Kwartier Duims breed. De Boven-
kaak is by den Kop plat verheven, op zyde ingekneepen, ’t welk maakt dat de Bek aldaar
wel eens zo hoog als breed is, loöpende in ’t midden der langte rond, en aan ’t end platter
Lepelachtig bol uit, met een krom neerhangend puntje aan de Bovenkaak, dar naar een Na-
geltje of Klaauw gelykt Op zyde zyn de Kaaken Kamswyze bezet met rosfe platte buigzaame
Tandjes, yeel zigtbaarer dan in andere Eenden. Het Gat der Neusgaten loopt overdwars door.
De Kleur van den geheelen Bek is zwart, die der Oogkringen hoog of GoudgeeL De Kop
en Hals is donker Goudglanzig groen, met eenen Violetten weerfchyn; de Börse wit; het
Onderlyf roodachtig bruin met eenige zwartachtige Vlakjes, doch naar de Staart toe geiprenkeld
geel en verder wit, de Stuit donker groen. Hy heeft de Wieken fierlyk wit en Hemelsblaauw
met een groene Vlak ,’die als Zyde glinftert. Op de Rüg zyn de Dekveders graauw met witachtige
randjes. De Wieken flaan derdlialf Voet uit, en toegevouwen bereiken zy omtrent het einde
van
(• ) Ceite ID üBiverß Volucrum palmipedkm Clasfe, nullam reperiei, huic degantil formte, pJtunanuuque pukhritudine comparandara. Ih o fim t
Mar'ms. Charl. Exercitationet. Oxoniro. 1677. pag. io j .
GLYPEATA.J, To'emina.