A N A S 'M A I I L A .
A N A S
M A R I L A.
T O P P E R,
V E L D-D U I K E R.
E e n zeer fraaije vertooning maakt deeze Eend, die volgens de bepaaling der Kenmerken vol-
ftrekt behoort tot de Soort, welke de groote Linnjeus met den bynaam Morila, waarfchynlyk
in navolging van ’t Franfcho woord Morillon, beftempeld heeft (*). Echter ishet deeze niet, die
Glaucion van Linnäus bygenaamd, en onder dien naam van den Heer Brisson befchreeven
wordt, als dus bekend ftaande by de oude Autheuren. De tegenwoordige fchynt alleenlyk een
inboorling te zyn van onze Noordelyke Gewesten; dewyl men van zodanig een Eendvogel
by hungeen het minfte gewag vindt. Zelfs wordt hy, doorden Heer Brisson, niet opgeteld
onder zyne Eendeiborten (f). De bedenking van Rajus , of het de Fuligula van Gesner zyn
mögt, houdt geen fteek. De Ridder heeft de befchryving naar zodanig eenen, die in Lapland
gevangen was-, opgemaakt. Ook vindt menze in Sweeden en Noorwegen. Kramer zöu hep
Wyf|e, geheel bruin zynde, in Oostenryk hebben waargenomen. Wy geeven deezen, zo als hy
hier voorkomt, in Afbeelding.
B E S C H . R Y V I N G.
De Vogel is grooter dan de gewoone Eenden. Hy beeft de langte, van de tip des Beks tot
aan het end der Staart gemeten, byna van twee Amfterdamfe Voeten. De Bek is ruim twee
Dui-
( • ) Anae nigra, Hurnerit cinereo'nndulatis, Abdoraine Speculoque Alari albis. Syft. Na t. XII. Gen. 67 Sp, 8.
( f ) Men vindt w el, door den Heer G h e lin , het Claucium minusflriatum van Bruion hier t’huis gebragt; doch dewyl dat flegta de grootte heeft van
het Toppertje {Anas Fuligula) zo kan het deeze niet zyn, zo min alt de Stäup-Duck der Engclfchen, welke, volgens R a y , kleiner is dan een gewoone
£end. Syn. p. 142. Anders komt de belcbryving taamelyk overeen, inzonderheid de naam; alzo de Bek der onze ook de gedaante van een Schop heeft.
Y y y