ai8 F A L C O Misus. S P E R W E R , V inken-Vai ,k.
bedraaot veertien Duimen, die van den Bek omtrent drievierden Duims en van de Staart ruim
zes Duimen. De vlugt der uitgefpreide VIerken is twee Voeten en twee Duimen, doch toege-
flagen bereiken z y , op ver naa, het eind van de Staart niet. De Schenkels der Pooten zyn
ongevaar twee Duimen lang, de middelfte Vinger meer dan een Duim, de zydelingfen korter
en de agterfte maar half zo lang; allen gewapend met fcherpe kromme Nagelen. De Bek,
*■ waar van de Bovenkaak ook haakig krom en ipits is, aan den Kop zeer dik, heeft wederzyds
een hoekig puntje, dat van een holte o f groefje der Onderkaak, die ftomp en als geknot is,
ingenomen wqrdt. Dit maakt een yoornaam Kenmerk uit, der Vogelen van deezen Rang (*).
De Kleur van den Kop, van de Rüg en Dekveders der Wieken, is over ’t geheel geelachtig
graauw met bruine Vlakken, zo wel als die van de Staart, wier Veders alcemaal bruin ge-
bandeerd zyn; ’t welk maakt, dat dezelve met zwartachtige Banden pronkt. Van de Slagpen-
nen zyn de buitenfte en langfte byna geheel zwartachtig bruin, met groote heldere geele Vlakken
aan de binnenzyde, en de zes langften, aan de buitenzyde, als met eene Zaagswyze
Franje voorzien. Van onderen is de Vogel aan dai Keel wit; aan den Borst en Buik, ros-
achtig wit, met langwerpige bruine Vlakken overlangs; aan de Stuit en Dyen geelachtig wit
De Pooten zien geelachtig Aschgraauw in dit Voorwerp, dat mooglyk door den tyd wat is
veranderd: want anders zyn ze geel, met zwarte Nagelen en de Bek is blaauwachtig, aan de
haakjge punt zwart, met het Wafch groenachtig. De Oogkringen zyn geel.
A A N T E K E N I N G E N .
In de Sperwers komen, ten opzigt van de Kleur, aanmerkelyke veranderingen voor; doch
frrrr voldoet taamelyk aan de algemeene Kenmerken (f). Het Mannetje, als gezegd veel kleiner
is over ’t geheel bleeker. Men vindt ’er van eenen gewaagd, die de Pooten en Oogkringen
Goudgeel en geel Wasch heeft, zynde op de Rüg wit gevlakt, met een zwartadhtigen Bek (§).
Ook heeft men ’er gezien,, die geheel wit waren; doch zeldzaam. Voorts isdeeze Vogel, die
door geheel Europa gevonden wordt, een groote vernielder van jonge Hoenderen, Patryzen,
Duiven en allerley klein Gevogelte. Op de Vinkenbaanen wordt hy fomtyds met de Slag-
netten gevangen. Hun Nest maaken zy in Gaten Van hooge Boomen, Toorens o f oude Ge.
bouwen, legende tot vyf Eijeren, die w it, maar aan ’t dikke end met Bloedroode Stippen ge-
tekend zyn. Men gebruiktze wel tot het vangen van Leeurikken, waar toe zy zeer bekwaam
zyn, en dus verftrekken zy ook tot vermaak der Vogelaaren.
<•) Ordo I. A ccimtres. 'Roftrum e ’Mandibula Snperiore angulam ntrinque exferens. _
l i ) Falco Cerä viridi, -Pedibus flavis, Abdominealbo grifeo undulato, Caudä fasciis nigricantibus. Syst, Nat. Sp. 31.
•(5) Falco Manitus Aiireis, JRostro nigricante Klwn , N. 23. Accipiter macolatus. Brissom.