a n a s
E R Y T H R O P U S.
K o L G a N s.
v
V en d e r de Wilde Ganzen worden ons ook gebragt de KolganZen, die kleiner dan de Rietgan-
zen zyn, en van dezelven bovendien in andere opzigten verfchillen, gelyk uit de Afbeelding blykt.
Brisson noemt deezen Vogel de Wilde Gans van't Noordm (*), daar zyn Ed. den Rietgans een-
vpudigjyk Wilde Gans tytelc. By Edwards heet hy de Spottende Gans, in ’t Engelsch Laughing
Goofi, Ibmmigen noemen hem de Gans van Kanada: want hy fchynt zo wel in de Noorde-
lyke deelen van Amerika, ab van Europa te hubvesten. Zyn Nederduitfche naam b van de witte
Piek, naar een Toppet gelykende, die hy voor aan den Kop heeft, in de Paarden de Kol ge-
naamd., afkomftig: des opk Linm/eus hem ab een Aschgraeitwe Gans met een wit Voorhoofd be-
fchryft (p,
B E S C H R Y V I N 0.
De zwaarte van ons Voorwerp was niet meer dan vier Pond en drie Vierendeel; de langte twee
Voeten en drie Duimen; hebbende de Wieken vier en een balven Voet vlugts. De kleur-ziet meer
uit denbruinen, dan in de Rietgans, enderandenderPluimenzyn wel bleeker, doch niet zo wip,
uitgenomen aan de kant der Vlerken, die blaauwachtig Aschgcaauw zyn. Van onderen b de Stuit,
zo wel ab in de andere, geheel Sneeuwwit, maar de Buik gewolkt met groote zwarte en rosachtige
Vlakken, De Hals komt nagenoeg met dien van den Rietgans overeen, maar aan den Kop b hy
bruiner, in de Mannetjes tot aan de Borst toe zwart, met de Keel wit, zo Linnaeus aanmerkt (§);
des
( * ) Anfer Septentrionalis fylveftris. Briss. Omitbohg. I f. p. 43j .
( f ) Anas cinerea, frontealbä. Sys. Nat. XII. p. 197. Fp. u .
Q ) Caput Sc Collum ad Sternum usque nigra: F ront, Tempora, Gula alba- Faun. Sue. Ed. I t p. 41.
F f f a