SCOLOPAX GALLINAGO.
W A T E R . S N E P,
G E f OONE SNEP.
’c vJeflagt der Sn e p p e n is van den Riddeir L i n n ^ u s gekenmerkt, „ door een ftompen, fpil-
„ rondachtigen Bek, die langer is dari de Kop; Streepswyze Neusgaten; een gedekt Aange-
„ zigt en Pooten, die Viervingerig zyn, met het Agtervingertje uic verfcheide Leedjes beftaan-
„ de en mede dienende tot fteunzel van den Poot” Dit laatfte onderfcheidtze, inzonderheid,
van de Waterhoentjes, Strand- of Moerasloopers (Tringa), die ook Ibmwylen den Bek Janger
dan den Kop en doorgaans de Pooteri langer hebben dan de Sneppen; hoewel men onder dee-
zen ook met lange Pooten, gelyk de Wulp, die lang voorheen in dit Werk uitgegeven is (*),
aantreft. De tegenwoordige, die in onze Waterige Gewesten veel voorkomt en de gemeenfte
is onder de W a t e r - S n e p p e n , kan men derhalve, by ons, met recht, de G e w o o n e S n e p hee-
ten. Hy voert, by meest alle Autheuren , den naam van Gallinago minor, in vergelyking met
den Houtfnep, welke by fommigen eenvoudiglyk Gallinago, by anderen Gallinago major of
maxima genoemd wordt, om dat hy zo veel grooter is. De langte van den Bek, en deszelis
ßompheid, geeft den naam van Scolopax aan dit Geilagt, zynde volllagen Grieksch; gelyk de
Hebreen dit Gevogelte Kore noemden (f).
B E S C H R Y V I N G.
De langte van onzen S n e p is ongevaar tien Duimen, doch waar van de Bek, dien hy naar
■zyne grootte ongemeen lang heeft, na genoeg drie Duimen bedaat, zo dat de langte van het
•Lyf weinig meer is dan zeven Duimen. De Bovenkaak is rolrond en een weinig langer dan
de Onderkaak, die beiden ftomp gepunt zyn, en de bovenfte ruuw, als met Knobbeltjes;
■doch welke ruuwheid ’er eenigen tyd, al kort, na ’t fterven, eerst aan komt, wordende door
’t uitdroogen veroorzaakt; zo my een kundig Sneppen-Jaager bericht heeft (§). Van de Poo-
rten zyn de Dyen flegts een Kwartier Duims ongevederd: de Schenkels vyf Kwartier Duims
.gelyk de buitenften, en de middelfte Vinger anderhalven Duim lang. Men befpeurt aan de
Voeten geen de minftc Vliezige fimenvoeging, die zo blykbaar is in de Waterhoen^'es. De
Kleur,
(*) Scolopax jfrquata. Nmenitu. Graeuwe Wulp. Zie bladz. 109. FL 58.
({) De KWer L r e iiim 'h a i 'ä it & a m & f i a t to? de Keraoeiken hetiokkm, bepaalende detzc Sooit: Saltfax Rifln n S l tuhraltH, P lü h eM lh i
Fmtis Lincisfufcii quatcrnis. Syft. Nat. XII. Gen. 86. Sp. 7.