c O I T U Ss Trugilegus.
G O R V U S FR.UGILEGUS.
R O E K .
V an de Vogeb in het Raaven-Geflagt, die hier te Lande zo wel alsekfersin de middddeeien
van Europa t’huis hooren, zyn nog maar weinigen in dit Werk geboekftaafd. Men vindt ’er, in
het voorfte, drie, onder welken flegts de sîakfter gemeen is: zodatnog dtKaauw, Kraay en
Bontekraay, als ook de R o ek te befchryven ftaan. Van den laatften zyn wy thans de Afbeelding,
met die van het E y , magtig; des dezelve dus den Liefhebberen onder ’t oog gebragt wordt.
De genen, die de Kraaijen van de Raaven, onder den naam van Comix, afzonderen, geeven
deezennaam, met de Oude Autheuren, aan allé delaafftgernelden, ennoemendusdenRoek Cor-
nix Frugivora, om dat hy voornäamlvk aast op Fruit, als ook op Koom, welk by gaam in de
Halm verflindt, dus veel nadeel toebrengende aan de Zaailanden en Boomgaarden. De Heer Bris-
soNdoet zulks, zo wel als K le in , by wien de Nedcrduitfche naam Roek, met den Engelfchen Rook
en den Hoogduitlchen Rooche, Rauch, overeenkomftig, volgens Gesnerüs, van de ruuwheid des
Beks afgeleid wordt (*). Men vindt ook aangetekend, dat de Nederlanders hem wel Hoorn.
Kraay noemen, de Franfchen Freux,, ’t welk van Fromm afkomßigzou zyn. Linnæus heeft
deezen Vogel Corvus Frugilegus getyteld (jj.
B E S C II R Y V I N G.
De Roek is kleiner dan een Raaf doch grooter dan een Kraay en heeft hier door, zo wel als door
de zwarte Kleur, wanneer de Wieken uitgefpreid zyn, een verfchrikkend voorkomen. Daarby
is de geftaltezeergrof, en de dikke fcherp gegunteBek maakt hem ontzaglyk. Uitde voorheen gege-
vene Afbeelding (§) ziet men klaar, hoe zeer hy hier in den Aakftcr overtreffe (**). Op den Kop alleenlyk
( • ) A Rostri fcabrioris asperitate, K tE iN Ord. J v . p. 59. Vid. A d ro v a n o . p. 378.
( f) in W a t s o n s Dierlyke IVcrcld, door N o z em a n , vindt men hier omtrenc, Bladz. 2(56, een aanmerkelyke verwarricg; alaraar zelfs van den Rock
geen ge wag gemaakc wordt.
(g) Op de Tweede PJaat, in ’c L D e e l , van dit Vogelen- Werk.
( • • ) De Katten z y n , in ’ t algemeen, bang voor de Vogels met fcherpe kromme Bekken en laaten des de Pappegaaijen ongemoeid, gelyk ik zelf ondervon«
den heb. Niettemin is my door een goed Vriend verhaald, dat hy onlangs, op het Land voor zyn T u in , een gevegt gezien heeft van een Kat met een zwar«
ten V o g e l, grooter dan een Kraay, en derhalven misfchien een R o e k , en een Aakfter, waar in de K at te kort (choot en mooglyk wel van kant geraakt zou
z y n , wäre zy niet door een Hond ontzet geworden.
Ddd 2