238 S C Ö L O P Ä X G jCl l in u l a ^ J H A L F S N E P J E , H A A IR S N E P .
Deeze beftaat zo wel uit Leedjes als de anderen en allen zynze zwart genageld. De Wieken heb-
ben wel veertien Duimen vlugts. De Kleur, over ’t geheel, is veel fierlyker en vrolyker dan in
de gewoone Sneppen. De Kop is msgelyks-verfierd mergeele en .zwartbruine ftreepen, van den
Bek tot aan lief Ägterhoofü, de middelfte bruin en zeer breed. Ook zyn de Striemen, die van
den Bek naar de Oogen loopen, bruin; de Neusgaten ovaal (*). De Hals is, in de geheele omtre k
witachtig graauw gefprenkeld, met Hairachtige Pluimpjes. Het L y f heeft van boven vier ligt
geele Streejpen overfangs, die de Rüg in drie bruine Banden verdeelen, welke met hoog geete
Stippen gefprenkeld en gefchakeerd zyn -met glanzig groene Streepjes, die een Schimmerende weer-
fchyn maaken als de Vogel leeft, gelyk ik heb geziem Dit wordt veroorzaakt, doordien de Dek-
vedertjes, veelal bruin zynde met dergelyke Stippen, aan den eenen kant een geelachtige, aan den
anderen een groenglanzigeHaairachtige Franje hebben ,öp de Stuiteen Violetkleurige, ’t welk dezel-
ve Violet boht maakt. De Staart heeft die fchoone Vuurkleur niet, als in de andere Soort: haar
Penneh zyn flegts in ’t graauwe geelachtig gebandeerd; gelyk de binnenfte Dekveders der Vler-
ken, die ook de Wiek.tweepuntig maaken, gelyk in de anderen. De Slagpennen zyn in ’t alge-
meen, van boven, vaal zwart; eenigen en wel de binnenften, met wittefpitsgetiptepunten; van‘
orderen Aschgraauw. De Borst en Buik zyn wit, met eenige zwarte Vlakken; naar de Stuit toe
nieest geheel wit De Bek is van boven ruim ten halven roodachtig, op zydebleek, aandePunt
zwart, doch loopt aldaar zo dik niet uit en heeft ook in de leevende Snepgeene rimpeligheid of
pukkeltjes, die echter niet lang na de dood verfchynen. Hy is in de langte wederzyds geutswyze
gegroefd, niet rolrond, maar de Pooten zyn bleek groenachtig, gelyk in de andere Sneppen (f).
A A N T E K E N I N G E N .
Zeldzaamer komen deeze H a l f s n e p j e s hier te Lande voor en worden van de Liefhebbers ruim,
zo fmaakelyk geacht als de anderem Haar Levensmanier zal weinig daarvan verfchillen. Z y gaan
sso weite water als die, maar zy hebben dit byzonders, dat zy geduurig kwispelen met d e Staart,
het welk aan een byzondere geilheid toegefchreeven wordt. Het Franfche Landvolk noemtze des-
wegen Foutons, de EngeHchen yackfnipe of Judcock, en, om die reden ook, zyn zy oudtyds tot
de Vogeltjes, die meri Cinclüs noernde, betrokken geweest. Misfchien zal dit ook wel de oirzaak
zyn, 'dat Albin hen gehouden hadt voor de Mannetjes der gewoone Water - Sneppen.
( * ) D it doet hem wederom zaakelyk van de gewoone Sneppen verfchillen, die Streepswyze Neusgaten hebben, volgens de Kenmerken van dit Geflacht
d o o t flfzn n /eu so p g e g e v en . . . 1 . ! . . ' 7 . j ■
. Ik-aoü.deezedus bejpaalcn: & o ! ^ Roßronfto cterubro nigrieantc, -Pedibui virefceniibut DorfoKneit quatuorßavifccntibut, Uropygio Fiolaceo. , ,
i
u
1