268 A R I N G A C a n d id a . W I T T E , S T R A N D L O O P B R .
B E ' S C H R Y V I N G.
De Vogel is een weinig kleiner dan de Zwarte Ruiter en heeft ruim de grootte van een Lys-
ter of Kramsvogel. De langte_van d<J punt des Beks, tot aan het end van de Staart, is dertien
Duimen; die van den Bek ruim twee Duimen. Dezelve is rolrond en fpits, de Bovenkaak aan
’t end een weinig Haakswyze naar beneden gekromd, uitfteekende over de-Onderkaak, die ook
aan ’t end een weinig afloopt, zyndeaan ’t grondftuk ten halve rood, voor t oveiige zwart, ge-
Iylt de geheele Bek. Hy is niet minder hoog op de Pooten, die hy uit den geelen rood heeft,
wordende eenigen tyd na het fterven Oranjekleurig (*), De Dyen zyn drie Duimen lang, ter
langte van twee Duim geheel ongevederd, en de Schenkels by de drie Duimen, met den mid-
delften Vinger anderhalf Duim , de twee anderen vyf Kwartier Duims en de agterfte minder
dan een Kwartier lang. Met een klein Vliesje zyn de voorfte Vingeren famengewricht, heb-
bende ieder drie Leedjes en aan ’t end zwarte Nagels. De Vlugt der Vlerken is anderhalven
Voet, en zy bereiken naauwlyks het end van de Staart, die wit is en over de Staartvederen
bruinachtig graeuw gebandeerd, aan ’t end bleek graeuw. Boven op het-Lyf is de Kleur der
Dekvederen uit den zwarten graeuwachtig, op de Wieken gefprenkpld, graeuw, zwart en wit;
terwyl de Vogel zig van boven, tot over den Kop heen, bleek graeuw vertoont; doch van on-
deren is hy geheel wit , uitgenomen eenige Wolkachtigheid, op de zyden en aan de Stuit. De
Vedertjes van de Rüg hebben een fyne witte Franje, zo wel als die der Vlerken, waar yan
de vyf buitenfte en langfte Slagpennen vaal zwart zyn, de allerbuitenfte met een witte Schaft ,
doch allen inwaards witachtig gezoomd; de volgende wit gevlakt en inwaards hoe langer hoe
witter; de allernaasten aan ’t L yf en kortften geheel wit. De Dekveders. hebben dit byzonders,
-dat z y , hoe digter naar ’t Lyf, hoe langer zig uitftrekken, ’t welk de Wieken tweepuntig
maakt; doch zulks heefc ook plaats in andere Vogelen van dit Geilagt, en dient mooglyk om
zig in Moeraslige plaatfen beter, door ’t opvliegen, uit het Water te kunnen redden.
A A N T E K E N I N G E N.
Verfcheide van deeze Vogelen hier, in ’ t voorfte van September, te koop ziende leggen,
kogt ik eenigen daarvan en verftond, dat dezelven van Workum in Friesland afkomftig waren
en Strandloopertjes genoemd werden. Het heugt my, voor veele Jaaren op het Koegras derge-
lyken te hebben zien loopen en vliegen: want zy zyn noöit ftil, en verbergen zig niet, gelyk de
"Sneppen, zo K le in aanmerkte. Of zy hier te Lande broeden, dan alleen op fommige tyden
overkomen, is my onbekend. Dat zy des Winters in de Noordelyke deelen van Amerika hunne
witheid zouden bekomen, gelyk Edwards zig verbeeldde, acht ik niet waarfchynlyk. Gebraden
bevond ikze een lekkere verinapering,.naby körnende aan de Sneppen.
(*) Oit zal mi.rdiien de reden z yn , dac de Heer Bkicon ’er Pooten van die Kleur aan gegeven hadt J gelyk Lmmeüs in zyne bepaaling van de ScoUpm
candida; doch deeze fielt ook den Bek regtengeheel Oranjekleurig: BalsaOH hadt van den Bek gezegd, am 't end zwart.