A X i A N B A , C a m p e s t r i s .
A L A U D A
C A M P E S T R I S .
V E L D - L E E U R I K .
D e e z e fraaije Vogel komt volmaakt overeen met de bepaalingen, welke de groote Linnjeus
geeft van den Veld-Leeurik, als hebbende „ de Staartpennen bruin, met de onderfte helft,
„ dat is naar ’t L y f toe , uitgenomen de twee middelften, wit; de Keel en Borst geelach-
„ tig” (*). Doch alle de op die Soort aangehaalde, ichynen ’er niet te ftroöken. Ook ver-
fchilt de onze aanmerkelyk van den Veld-Leeurik van den Heer Brisson , tot welken de Spi-
poletta der Italiaanen, de Stoparola, en de Glareana der oude Autheuren, by de Duitfchers
Gickerlin en Grien- Vogelin genaamd, ook t’huis gebragt zyn: gelyk uit de befehryving zal
blyken.
B E S C H R Y V I N G .
De langte van onzen Veld-Leeurik is ongevaar vyf en een halven Duim, die van den Bek
zeven Lynen, welke ipits Kegelvormig is , met ovaale Neusgaten, de Bovenkaak een weinig
uitfteekende. De Dyen zyn bont gevederd; de Schenkels omtrent een Duim lang, de mid-
•delfte Vinger een half Duim, zo ook de agterße Vinger met de Nagel, de zydelingfe een
Kwar-
(•) Alauda Rcftricibus fufcls.j inferior! medietate, exceptii intermediis duabui, a lb iij Gula Pefilorcque flavclcentei. S jfi.'S » . XIX? Geu. l o f . Sp. 4.
Z z z