27o A N i i M a r ila . T O P P E R , V E L D - D U I K E R .
Duimen lang en aan ’t end een Duim breed, zeer plat, met de Bovenkaak Lepelvormig, flui-
tende om de Onderkaak heen. De Staart is kort en rondaChtig uitloopende. De Schenkels
zyn byna geheel gevederd, de Pooten anderhalf Duim, de twee buitenfte Voorvingers twee Duimen
en een Kwartiefr lang, de binnenfteveel korter en allen door een Vlies te famen Verbünd
en ; gelyk gewoonlyk in de Eenden, met een kort plat agter-Vingercje. De kleur van den
Kop, Hals, Nek en Borst, is bruinachtig of Roetachtig zwart, op den Kop met een paarichen
weerfchyn. Aan den Buik en op de zyden is hy Sneeuwwit, doch naar de Stuit toe met eenig
Aschgraeuw geiprenkeld, zynde de Stiiic en Staart gehecl bruinachtig naar t zwatte trekkende.
De Dekveders van de Rüg en'van het bovenfte der Vlerken, vertoonen zig Aschgraeuw, door-
dien het witte aldaar met zeer fyne bruinachtige Streepjes, zeer aartig, Golfiwyze loopende, als
geborduurd (is of doorweven ; ,het welk een voomaam Kenmerk uitmaakt, tot pndericheiding
yan deezen fierlykenEendvogd De {anglte S%penngi zyn aan de.buitenzy^e zwartachtig,
aan debinnenzyde vaal; de körten zyn wit, met bruine o f graeuwe tippen, maakende een witten
Spiegel op de Vlerken, als die uitgefpreid zyn, wanneer zy over de twee voeten vlugts hebben.
De kleur van den Bek is glanzig, uit den blaauwen zwart, zo wel als die der Pooten, met der-
zelver Vliezen en Nagelen: maar hy heefc geelbruine Oogkringen.
a a n T E K E N I N G E N.' ;
~ Dätdeeze Eendvogel by ons den naani van Topper voert, kan zyn, om dat hy eenigermaate
in ßaat is, de Vedertjes van zynen Kop, gelyk het Töppertje {Anas Fuligula) als een Kam op
te Tmmm hy gelykt naar hetzelve grootelyks in Kleur en poftuur, en de benaaming van
Veld-Duiker toont, dat hy deigelyke eigenfchappen hebbe. H y moet zig dan ook met duike-i
len geneeren tot het vangen van zyn Aas, dat zekerlyk beftaat in Vischjes, Garnaalen en ’Watep
Infekten. Maar dewyl die niet, op het gene men gewoonlyk Velden noemt, te vinden zyrt'ä
moet deeze benaaming zien op de W ier-Veldm, welken ’er zig zo menigvuldig in het Noord*
Vestelyk gedeelte önzer Ztüderzee bevinden, alwaar buiten twyfd ook deeze Vogels zig ophou,
den, onder de Rötganzen Cn andere Wilde Eenden.
Het hier by afgebeelde Ei, het welk,na veele gedáanemoeite,uit deProvintie Over Ysfel be-
tomen hebben, is van de Water-Ral, hiervoor reeds befchreeven op Pag. 361 tot 364-•