S C O L O P A X
G A L L I N U L A .
HALFSNEPJE, HAAIRSNEP.
O n d e r de Waterlheppen komen ’er voor, die aanmetkelyk Kleiner zyn van Lighaara en
korter van Bek, weshalven zy H a l f s n e p j e s genoemd worden, in ’t Fransch petite Becas-
fine. Z y zyn zeldzaamer dan de anderen en raunten uit door de ftaaiheid van Kleur. De mees-
te Autheuren noemenze de dlerMeinße Snep en het komt my voor, dat de H a a i r s n e p , duswe-
gens de fynheid der Pluimagie genaamd, hier ook toe behoore. Immers K l e i n onderfcheidtze
niet, en die eigenlchap is in dezelven zeer blykbaar. A l b i n fchyntze voor ’t Mannetie ge-
houden te hebben van de gewoone Waterfneppen, maar het is een byzondere Sooit, die by
LinnjEus den bynaam voert van Gallimda of Hoentje, welken zy, zo welals degewoonen dien
van Gallinago, als naar een Hoentje gelykende, voeren mögen. Debepaaling,welkezynEd. van
deeze Soort heeft gegeven, onderfcheidtze alleenlyk van de andere door den Violetkleurig bonten
Stuit (*). Want de Bek is in ’t leeven zo min knöbbelig ruuw als by de gewoone Water- Sneppen,
die de Pooten zb wel groenachtig hebben als deeze, en de Striemen, van de Oogen naar den Bek loopende,
bruin: maar deeze Halffnepjes onderfcheiden zig duidelyk daar van, door de kleinte, de
kortheid van den Bek en de fierlyke Schittering van Kleuren, veranderlyk gelyk de Pluimagie op
de Rüg van een Spreeuw, zo B e l l o n i u s reeds heeft aangemerkt (f).
B E S C H R Y V I N G.
De langte van dit Vogeltje, van de punt des Beks tot het end van de Staart, isagtDuimen;
die van den Bek anderhalven Duim. In minder Lyvigheid verfchillen zy meer van de gewoone Sneppen.
Het bloote of ongevederde deel der Dyen is twee Lynen, de Schenkels zyn bin Duim lang,
„gelyk «ok de midddße Vinger, de anderen een weinig korter, de agterfte een Kwartier Duims.
Deeze
{*) Scolopax Roftro rcfto, tnberculato; IPedibus virefcentibus, Loris fufcis, Uropyglo Violacco-varlo. Syß. Nat. XII. Gen. 96, Sp. 8«
(t) Le deJTus de lbn Des eil decouleur changeante, conunele Dos d’nn Eilourneau. Dts Oifcaux Tom. IV. Cbap. 23.
O o o