
Montreal wijdde in 1900 een Special Laan
Exhibition aan de drie Maris broeders met
werk uit het bezit van R.B . Angus, G.A.
Drummond, J. Ross, E.B. Greenshields,
Dr. W. Gardner, Dr. F.J. Shepherd en
W.J. Learmont, Montreal 1900.
72 In onze musea kunnen wij ten minste eenige
zijner stukken zien: te weinig zeggen wij,
zeggen nu wellicht ook de bestuurderen, die nu
met reuzensommen moeten aankomen om nog
iets van hem machtig te worden. Maar in het
Rijksmuseum kunnen wij op de eereplaats in
de moderne zaal toch ons hart ophalen, aan de
tinteling van licht in den ochtendnevel boven
die stadsgracht [...]. In het Stedelijk Museum
hebben wij de wolkenreeksen, in de lucht en
weerkaatst in het water, op de twee Molens;
Schelpenvisschers [...] de Veerpont. Giovanni
1899 (2).
73 Het conservatisme was blijkbaar nog niet
volledig verdwenen: de aankoop van Maris’
Baker was in 1889 nog aanleiding voor
kunstenaar Charles Rochussen (1814-1894)
om na 20 jaar lidmaatschap uit de commissie
van toezicht te stappen.
74 Over de geschiedenis van De baker,
Anoniem 1899 (5).
75 G 1899. O ok hier is het vroege werk
het minst duur. T och bracht een Italiaans
meisje, 1867 in 1900 3.500 gulden op.
Veiling P.F. Limbeek en wed. D. van
Buuren, Amsterdam (Roos), 30 oktober
1900, lotnr. 64 (met afb.), La jeune
Napolitaine (geannoteerd exemplaar in
het Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag).
Bremmer schreef in 1906 over de Italiaanse
meisjes: Zzlfs al zou men het onderwerp
afgesleten en dégoutant vinden van zoetelijkheid
zooals er wel velen zijn die dit doen, dan nog
zou men wanneer men het critisch bezag de
eigenschappen van den schilder hierin moeten
roemen. Bremmer 1906.
In 1900 werden tien schilderijen van Jacob
geveild voor bedragen tussen de 2.000 en
9.100 gulden, de duurste uit dat jaar. Loos,
Te Rijdt & Van Heteren 1997-98, p. 92.
76 Marius 1903, pp. 241, 246, 252, 254.
77 Zilcken 1893, p. 53: talent, névrose, génie,
quelle faculté suprème, quel don mystérieux
que celui de sentir, de voir, de comprendre et
de savoir s’exprimer mieux, et plus parfaitement
que d’autres? In Zilcken 1896 schreef hij
over de drie Marisbroers.
78 Zilcken 1893, pp. 70-72. Zilcken maakte
ook etsen naar Maris’ werk.
79 Veth 1908 (1), p. 123. Veth 1899, 1900,
1902 (1), 1908. Veth schreef verschillende
bewonderende artikelen over zijn beroemde
collega. Zijn reeks artikelen in De
Kroniek (1899 en 1900) bundelde hij later
onder de titel ‘De jeugd van Jacob Maris’
in Veth 1908.
80 Hij maakte daarbij gebruik van de Lijst
Tersteeg, een gedetailleerde lijst van Maris’
hele oeuvre, gebaseerd op de verkoop-
boeken van de firma Goupil et Cie. (na
1884 Boussod, Valadon et Cie.). De handgeschreven
lijsten worden bewaard in
het Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
81 De Bock i902-’03- Hierin waren maar
liefst 90 reproducties naar Maris’ werk
opgenomen, voor het grootste deel werken
die hingen op de twee ere-tentoonstellin-
gen in Pulchri Studio en Arti et Amicitiae
in 1899. De catalogi werpen licht op de
toenmalige bezitters. Boon 1999, p. 24,
noot 2. De Bock maakte ook gebruik van
de Lijst Tersteeg.
82 De Bock I902-‘o3, p. 1.
83 Marius 1891 en Marius 1903. Het werk uit
1903, dat als eerste een overzicht gaf van
de negentiende-eeuwse kunst in Nederland,
bleef lange tijd het standaardwerk.
Er was wel kritiek op het feit dat ze hierin
te veel nadruk legde op de Haagse School,
waarvan ze verschillende schilders persoonlijk
kende, Rappard 1996.
84 Zilcken 1900 (2), p. 149; Zilcken 1889, p.
15.
85 Zilcken 1899, p. 193 en Zilcken 1900 (i).
86 De Bock i902-’03, pp. 45-46, 50 en
Zilcken 1893, PP- 66, 68, 70, 72, 79.
87 Marius 1903, pp. 200, 242, 248, 252.
88 Zilcken 1900 (2), p. 152.
89 Collectie persdocumentatie Jacob Maris,
Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
90 Eppe Roelfs Harkema kocht vanaf 1903
regelmatig bij Van Wisselingh werk van
Jacob Maris. Het schilderij De veerpont dat
hij in 1908 voor 7500 gulden had gekocht,
verkocht hij vijfjaar later terug aan Van
Wisselingh voor het drievoudige!
Heijbroek & Wouthuysen 1999, pp. 264-65
en bibliografie over deze collectie op p.
265.
91 Dit werk was in consignatie gegeven door
de verzamelaar J. Nienhuys. Heijbroek &
Wouthuysen 1999, pp. 53-54; Von Térey
& Von Takacs 1913, p. 98, cat.nr. 598
(3 867) .3 In het museum is het doek niet
langer vindbaar.
92 Greenshields 1906, pp. 147-48.
93 Drucker is one of the very few Hollanders who
have had abiding faith in the artists of his na tive
country. Tempted by the great rise in money
values, the o wners of such pictures in the
Netherlands have quietly but persistently sold
until it is as difficult to obtain a good modern
picture in Holland as it is to find one by
Rembrandt and the school of the Low
Countries, Croal Thomson 1907, p. BM V.
94 Bénédite 1910, p. 253. Zijn zoon Willem
Matthijs Maris (1872-1929), Willem de
Zwart (1862-1931) en mogelijk Bernard
Blommers (1845-1914) zijn Maris’ enige
leerlingen geweest.
95 Canter 1917.
96 Plasschaert over dejaren iS 7 i - ’72:
Plasschaert 1920, pp. 36-40.
97 Plasschaert 1909. pp. 150-52.
98 Plasschaert 1920, pp. 45-46.
99 Plasschaert 1909, p. 155.
100 Plasschaert 1920, p. 54.
101 In 1933 en 1936 werden bijvoorbeeld tentoonstellingen
gewijd aan de verzamelingen
van Sir W. van Home en de collectie E.B.
Greenshields in de Art Association o f
Montreal, beide met fraaie Jacob Marissen,
zie Hurdalek 1983, pp. 61-62.
XQ2 De Leeuw, Sillevis & Dumas 1983, p. 102
en noot 5.
103 Bijvoorbeeld W . van der Vorm
(Rotterdam) en R.J. Veendorp
(Wassenaar), De Leeuw, Sillevis & Dumas
1983, p. 134 en noten.
104 De Leeuw, Sillevis & Dumas 1983, pp. 51
en 101.
105 Eilers kon goede Marissen inkopen, die
voor een hoge prijs verkocht werden,
Heijbröèk Sc Wouthuysen 1999, p. 194
en noot 26 op p. 245. Hij spoorde K.
Groesbeek aan de Jacob Maris (d.w.z. de
Molen) bij Thomson te kopen. Ik kan dat
schilderij volgend jaar hier gebruiken en zal het
dan in Toronto kunnen verkoopen. Koopen
wij het niet van hem, dan koopt mijn klant in
Toronto liet zeker bij hem en dat moet ik
absoluut voorkomen. Eenmaal in zijn handen,
dan overstelpt hij je met zijn jaarboeken, bluft
er op los en smeert de lui intusschen een boel '
aan dat de plaats inneemt van onze schilderijen-
Mijn klant in questie is Mr. Glyn Osler doch
ik heb nog andere afnemers voor dat schilderij.
Zie het dus zoo goedkoop mogelijk te koopen.
Heijbroek & Wouthuysen 1999, p. 194
en noot 27 op p. 245.
106 Heijbroek & Wouthuysen 1999, p, 212
en nóót 57 Op p. 244.
107 Volgens anoniem krantenbericht d.d. 4
december 1935 (RKD) over een veiling
bij Kleykamp in Den Haag bracht Baadsters
in hel bos slechts 270 gulden op en De
gebroeders Maris als jongens 320 gulden ,
een fractie van prijzen in de jaren daarvoor.
108 Loos 2002, p. xo.
109 Veiling D * * * o f W(igardus), Winschoten,
e.a., Amsterdam (Roos) 20 mei 1913, lotnr.
81 (met afb.), geannoteerd exemplaar
Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
1 10 Brief van J.C.J. Drucker aan P.C. Eilers jr.
d.d. 15 april 1916, geciteerd in Heijbroek
& Wouthuysen 1999, pp. 132-33 en noot
159 op p. 241.
i n The Bridge, 1885. Doek, 112,7 x 138,1 cm.
Frick Collection, New York; Ryskamp
1990. De collectie bevatte in totaal
v ijf schilderijen en drie tekeningen van
Jacob Maris. The Bridge hangt in de vaste
opstelling.
112 Heijbroek & Wouthuysen 1999, pp. 253-
54-
113 Ebbinge Wubben 1963, pp. 80-83.
114 Hurdalek 1983, pp. 19-21.
1 1 5 In 1944 werd de stad Glasgow eigenaar
van zijn hele verzameling.
1 16 Een aantal belangrijke Marissen kwam uit
de collectie van E.H. Crone, die in 1947
in bruikleen was verkregen en in 1964
eigendom werd. De Leeuw, Sillevis &
Dumas 1983, pp. 129-30 en noten.
117 Van Gelder 1935—’36, p. 3. Deze tentoonstelling
kwam vervolgens in het Stedelijk
Museum Amsterdam.
1 18 L. 1937. Schrijver ‘L’ had graag een tentoonstelling
van Jacob Maris’ werk gewild.
119 Gerretsen 1953, p. 53 over Scheen: [...]
gaat de laatste tijd zijn aandacht ook uit naar de
moeilijk te verwerven werken der Haagse School.
120 Zie anoniem krantenbericht over deze vei-
ling (Amsterdam 23 mei 1956). Collectie
Persdocumentatie Jacob Maris, Rijksbureau
voor Kunsthistorische Documentatie, Den
Haag.
121 De Gruyter I9ó8-’69, deel 2, p. 22.
122 De Leeuw 1979 en Sillevis, De Leeuw
&Joosten 1979.
123 Bijvoorbeeld Goley 1982. De Leeuw,
Sillevis & Dumas 1983.
124 In de jaren ’80 en ’90 heeft het Gemeentemuseum,
Den Haag met tentoonstellingen
in München, Mannheim, Madrid en
Wenen het offensief ter rehabilitering van de
Haagse School voortgezet. Sillevis & Tabak
2001, p. 10.
125 Loos, T e Rijdt & Van Heteren i997-’98,
cat.nr. 78, pp. 280-81.
126 Loos 2002.
Zoeken naar harmonie:
de Parijse jaren 1865-'71
Marjan van Heteren
1 Nous 111 étions pas riches, ni les uns, ni les
autres; mais quand on est jeune, quand on a
une centaine de francs par mois à dépenser et
du crédit chez le marchand de vin, où nous
prenions nos repas, on n’est pas dans la misère,
De Bock i902-’03, p. 34.
2 Wanneer Maris precies naar Parijs reisde
is niet bekend; vast staat dat zijn eerste
biografen allen 1865 noemen, zie onder
meer Marius 1891, p. 11, Veth 1899 (2),
p. 261. Uit een brief van D .A .C . Artz d.d.
19 augustus 1866 blijkt dat Maris in de
eerste maanden van 1865 arriveerde: hij is
hier ongeveer anderhalf jaar. Brief van D.A.C.
Artz aan J. Kneppelhout d.d. 19 augustus
1866, particuliere collectie.
3 Brie f van A. Mauve aan W. Maris d.d. 18
januari 1864, collectie Rijksdienst voor
Kunsthistorische Documentatie, Den Haag.
4 Behalve het landschap uit de collectie van
het Instituut Collectie Nederland, bevindt
zich in particuliere collectie een tweede
olieverfstudie, afgebeeld irt De Raad &
Van Zadelhoff 1991, p. 29. In de herfst
van 1864 waren de vrienden weer in
Nederland, getuige een brief van Mauve
aan Willem Maris waarin hij blijk geeft
Jacob, Matthijs en Kaemmerer in
Oosterbeek gezien te hebben. Brief van
A. Mauve aan W. Maris d.d. 10 november
1864, collectie Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
5 Zie hiervoor De Bodt 1995, hoofdstuk 1.
6 Ov er de voordelen van Parijs, zie Obreen
1891, pp. 128-29. Brief van Gerard Bilders
aan Johannes Kneppelhout d.d. 14 juli
1862, in Zaal 1974, p. 107.
7 Veth 1900 (2), p. 27.
8 Dekkers 1995, p. 27.
9 Zie het artikel van Chris Stolwijk in deze
publicatie, noot 20 en Stolwijk 1998, p.
263, noot 40 en p. 343.
10 Brief van D.A.C. Artz aanj. Kneppelhout
d.d. 6 augustus 1866, particuliere collectie.
11 [...] de école des beaux arts neemt op het
oogenblik geen vreemdelingen aan omdat de
klassen overvol zijn en buitendien moet men
niet ouder dan vijfentwintig jaar zijn, en ik ben
ouder. Brief van D.A.C. Artz aan Johannes
Kneppelhout d.d. 6 augustus 1866, particuliere
collectie.
In de archieven van de École des Beaux-
Arts komt Jacob Maris niet voor op de
lijsten ingeschreven leerlingen: zie Archives
de 1’École nationale supérieure des Beaux-
Arts, Archives Nationales, Parijs, inv.nrs.
AJ 52, 1-1415, met name nrs. 161, 166,
168-69, 235 en 464II.
12 Veth 1914 (1), pp. 157-58 en Aantekeningen
van A. Plasschaert, archief Collectie
Maris, Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
13 Ondanks twee monografische musea, een
in zijn geboorteplaats La Tronche en het
andere te Parijs, behoort Hébert tot de
meesters die in vergetelheid zijn geraakt,
zie Cooke 1997, p. 32.
14 Emest Hébert (1817-1908), La Mal’aria,
1850. Doek, 135 x 193 cm. Musée d’Orsay,
Parijs.
15; De wijk die zich uitstrekte van rue Saint
Lazare tot Pigalle, met rue des Martyrs
als centrale as, werd La nouvelle Athènes
genoemd en herbergde in 1850 maar liefst
70 kunstenaars, waaronder Delacroix en
Couture, zie Julia 1980, p. 1.
16 Brief van D.A.C. Artz aan J. Kneppelhout
d.d. 6 augustus 1866, particuliere collectie.
17 Eisler 1913 (1), p. 28 meende zelfs dat
Hébert geen heilzamen, eerder een ongunstigen
invloed zou zijn geweest.
18 Het genre van de Italiennes was ook in
Nederland en Duitsland zeer geliefd in
de negentiende eeuw. Het werd beoefend
door Cornelis Kruseman (1797-1857), C.F.
Philippeau (1825-1897) en J.H. Koelman
(1820-1887). Ook Jacob en Matthijs werkten
in Den Haag naar dit genre als op de
tekenavonden van Pulchri Studio Italiennes
en Savoyards als model werden gesteld, zie
De Leeuw, Sillevis & Dumas 1983, p. 63.
Zie ook M. Roding, De Blijvende Verlokking.
Kunstenaars uit de Lage Landen in Italië
1806-1940, Kunsthal Rotterdam, 2003, in
het bijz. pp. 55-60.
19 G’est la recherche de cette inestimable qualité
qui m’a porté à la peinture en plein air, que je
pratique avec rage [...], malgré la pluie, le vent,
le froid etc. En effet, hors d’atelier, les valeurs
deviennent bien plus franches [...], brief vart
E. Hébert aan F. Sabatier d.d. 18 januari
1871, geciteerd in Julia 1981. Z ie verder
Péladan 1910, p. 265.
20 Hébert, le peintre distingué,. [,&.] lui dit qu’il
11e pouvait rien lui apprendre, tellement Maris
était déjà maître de son métier, mais qu’il lui
conseillait d’allonger, d’élancer ses figures, afin
de les rendres plus élégantes, plus sveltes,
Zilcken 1910, p. 141; zie 00k Zilcken
1889, pp. 7-8.
21 Van Heteren, Jansen & D e Leeuw 2000,
p. 120.
22 Voor Héberts ‘ romantic realism’, zie
Cooke 1997, p. 33. Het is overigens
opvallend dat Maris zijn Italiennes ook
tegen een achtergrond plaatste van oude
romeinse gebouwen en fonteinen,
elementen die hij zelf nooit in werkelijkheid
had aanschouwd.
23 Hébert werkte als directeur van de Franse
academie van i 867-’73 en van iS85-’9i.
Hij moet echter al in oktober 1866 zijn
afgereisd naar Italië, zie Patris d’Uckermann
1982, p. 225, wat wordt bevestigd door
Artz, die in opdracht van Kneppelhout
Héberts mening over het werk van David
de la Mar (1832-1898) wilde vernemen,
brief van D .A .C . Artz aan J. Kneppelhout
d.d. 20 november 1866, particuliere
•collectie. In januari 1867 vernam Artz
tenslotte dat Hébert voorgoed vertrokken
was, brief van D.A.C. Artz aan J. Kneppelhout
d.d. 6 januari 1867, particuliere collectie.
24 Brief van D .A .C . Artz aanj. Kneppelhout
d.d. 6 augustus 1866, particuliere collectie.
25 Vo or de adressen zie De Bock i902-‘03,
p. 34. Voorlopig ben ik nu bij Maris aan het
werk, die heeft een groot atelier met nog een
hollander en twee franschen (elèves van Gerome)
samen, brief van D .A .C . Artz aan
J. Kneppelhout d.d. 6 augustus 1866,
particuliere collectie.
26 Brief van D.A.C. Artz aanj. Kneppelhout
d.d. 5 september 1866, particuliere collectie.
De te Parijs woonachtige landgenoot