
hartstocht. Dit gold echter niet voor bijvoorbeeld De
gouden zand schippers.9* Als schilder is hij soms een der weligsten
van kleur. Als geest is hij niet groot. Als bouw is hij matig, niet
diep. In sommig werk is hij belangrijk 99 Hij rekende Maris
niet tot de grootste der waereldschilders (dat zijn volgens
Plasschaert altijd figuurschilders) maar wel tot de schilders
die de waereld zich zal herinneren.'00
Tussen de twee wereldoorlogen verminderde de belangstelling
voor de Haagse School en daarmee voor Jacob
Maris zienderogen. Ook in het buitenland zakte tijdens
de Depression de populariteit ervan tot een dieptepunt en
er werden weinig tentoonstellingen meer aan dit onderwerp
gewijd.101 Wat beslist niet heeft bijgedragen aan de
goede reputatie van de Haagse School was de enorme
groep kunstenaars, in binnen- en buitenland, die bleef
en zelfs nog blijft teren op het succes van de illustere
voorgangers. De goeden uitgezonderd, brachten velen het
niet verder dan flauwe, ioo keer verdunde landschapjes,
die het stempel ‘hotelkunst’ nauwelijks verdienen.10“ In de
jaren ’20 en ’30 waren er nog wel actieve verzamelaars van
de Haagse School, maar die vormden een uitzondering.103
De Nieuwe Gids bleef de stroming nog lang verdedigen,
het werk raakte echter in de vergetelheid. Bij het onderzoek
naar Vincent van Gogh en Mondriaan kwam Jacob
Maris’ werk als baanbreker nog wel ter sprake.104 Prijzen
kelderden in snel tempo, in Canada als laatste. Nog in
1927 verliepen de zaken voor P. Eilers, die voor de firma
Van Wisselingh & Co. Montreal, Ottawa en Toronto
bezocht, voorspoedig.105 Maar in 1935 schreef hij: laten
we geen groene Gabriëls, Willem en Jacob Marissen meer kopen,
wantje raakt ze hier niet meer kwijt!10 Kunsthandelaar
Kleykamp meldde in 1935 weliswaar vrolijk dat de prijzen
weer aan het stijgen waren, maar die kwamen dan wel uit
de heel verre diepten: Maris’ Molentje bracht het benauwde
bedrag van 625 gulden op.107 Wel stroomden er in
de jaren ’20, ’30 en ’40 vele Marissen naar de binnen-
en buitenlandse musea via schenkingen en legaten. In
het Rijksmuseum verkreeg men dankzij het in etappes
binnenkomende Drucker-Fraser-legaat vanaf 1903 een vrij
volledig overzicht van Maris’ oeuvre.10 Overigens schonk
het echtpaar Drucker in 1910 ook een aantal werken van
Jacob Maris aan de National Gallery in Londen (cat.nrs.
11, 21).
In 1913 werd De kerk van Dordrecht uit de verzameling
Alexander Young in Amsterdam geveild voor 18.700
gulden.109 Dit soort prijzen deed Drucker gnuiven: Als
ik denk aan welke spotternijen ik mij in de i88oer en poer jaren,
ja zelfs nog in het begin van deze eeuw, heb blootgesteld over
mijn Bosboom, Israëls, Maris en Mauve manier, hoe men mij
voorhield dat een 20tal werken van één dier meesters monotoon
in hetzelfde museum zouden blijken, dan gevoel ik een groote
satisfactie als in een tijd als deze eene Veiling zulk een afloop
heeft!"0 O f het spijt in het hart was o f in de beurs is onbekend,
maar in 1914 kocht Frank Frick het topstuk
The Bridge (1885) terug, dat hij in 1908 had verkocht.'"
J.A. Carp betaalde in 1919 voor Bij Dordrecht het lieve
bedrag van 47.000 gulden.112 Museum Boijmans in
Rotterdam kreeg in 1925, 1934 en 1940 via legaten het
Gezicht op Montigny-sur-Loing (cat.nr. 15), De slagerij, Stadsgezicht
en Gezicht op Den Haag (cat.nr. 23).1,3 Ook de musea
in Toronto en Montreal werden vele Marissen rijker,"4
evenals de Glasgow Art Gallery, die in 1925 meer dan
60 schilderijen en tekeningen uit de verzameling van Sir
William Burrell ontving."'’ Het Gemeentemuseum in
Den Haag verwierf zijn prachtige Jacob Maris collectie
vooral in de jaren ’30. Een groot deel van Maris’ oeuvre
is hier thans vertegenwoordigd: portretten, figuurstukken,
genre, stads-, strandgezichten en landschappen (afb. 30)."
Bij de opening van het nieuwe gebouw organiseerde dit
museum in i935-’3d een tentoonstelling met werk van
de drie Marisbroers. Men gaf hierbij toe dat dit een late
vervulling van een plicht was."7 Opvallend is dat Matthijs
er in veel recensies uitrolde als de meest begaafde der drie
gebroeders, als de grootste geest, het eenzame genie, daarbij
broer Jacob verdringend. In 1939 werd Matthijs’ ioo-jarig
geboortefeest gevierd, iets dat in 1937 voor Jacob niet
was weggelegd."'
Na de Tweede Wereldoorlog nam de appreciatie voor
de Nederlandse negentiende-eeuwse kunst — en daarmee
de Haagse School — weer toe; men kon dit werk uit het
verleden met wat meer afstand beschouwen. Een eerste
aanzet daartoe gaf de tentoonstelling Den Haag eert de
Nederlandsche schilders van de 19de eeuw in Pulchri Studio in
194$, waar de nadruk overigens lag op de Romantiek. En
terwijl rond 1950 in Canada de ambitie om Haagse School
te kopen uitdoofde, begon een Nederlandse kunsthandelaar,
Pieter A. Scheen in Den Haag, juist weer met
het verzamelen en promoten van dit werk. Hij speelde in
op de veranderende gevoelens en breidde zijn specialisme
(Nederlandse Romantiek) uit met de Haagse School."9
Scheen greep zijn kans om in Canada voor een habbekrats
schilderijen op te kopen, een verschijnsel waar nieuwe
Canadezen van Nederlandse afkomst trouwens ook van
konden profiteren. Museum Jan Cunen in Oss verkreeg
haar collectie negentiende eeuw grotendeels via Scheen.
Prijzen stegen weer. Op een veiling in 1956 bracht Jacob
31. Jacob Maris, Gezicht op de molen en de brug
aan de Noordwest-Buitensingel in Den Haag, 1873.
Doek, 81 x 144 cm.
National Gallery of Art, Washington D.C.,
Patrons' Permanent Fund.
Maris’ De vijf molens (cat.nr. 29) het meeste op van de
Nederlandse kunstenaars. Het Centraal Museum Utrecht
werd eigenaar voor 28.000 gulden.120 In de jaren ’60
begon de echte herleving. Van groot belang was de overzichtstentoonstelling
Meesters van de Haagse School in 1965
in het Gemeentemuseum Den Haag, georganiseerd door
Jos. de Gruyter. In zijn tweedelige standaardwerk De
Haagse School van I9ó8-’ó9 beschreef hij op gematigde
en relativerende toon het kunstenaarschap van Jacob
Maris, wiens werk hij soms — onder invloed van de
vraag van de markt — te oppervlakkig, te clichématig
o f ‘te mooi’ vond.121 Ook in het buitenland begon de
herwaardering en werden er tentoonstellingen aan de
Haagse School gewijd.122
Na verschillende kleinere tentoonstellingen van de Haagse
School o f een facet ervan werd in 1983 een grote internationale
expositie georganiseerd, waarvan de begeleidende
catalogus een indrukwekkende hoeveelheid informatie
biedt.123 Ondanks het succes van deze tentoonstelling bleef
internationale herwaardering op grote schaal uit. Het
bleken de toegevoegde kopstukken Van Gogh en
Mondriaan te zijn die het grote publiek naar de musea
lokten. Opvallend is dat Jacob Maris, die door velen lang
werd gezien als één van de grootsten van de Haagse
School, deze centrale plaats niet altijd meer innam in
de tentoonstellingen.
Tegenwoordig kunnen we op veel plaatsen Jacob Maris
bewonderen, in de vaste opstelling van musea en in speciale
exposities.124 Onlangs, in 1999, kocht de National
Gallery o f Art in Washington Gezicht op de molen en de
brug aan de Noordwest-Buitensingel in Den Haag uit 1873
aan (afb. 3i).,2> In 2002 was in het Rijksmuseum de tentoonstelling
Aquarellen van de Haagse School. De collectie
Drucker-Fraser te zien.126 De laatste decennia worden hoge
prijzen betaald voor een mooie Maris. Enkele tienduizenden
o f honderdduizenden euro’s zijn geen uitzondering.
Net zoals men in 2003 weer volop mag genieten van een
goede rosé, mag ook een fraaie Jacob Maris weer. Zijn
werk heeft de toekomst.