
van bruikleengevers voor de tentoonstelling,
Archief Pulchri Studio, Gemeentearchief,
den Haag, inv.nr. 82.
83 Bénézit 1976, deel 7, p. 189.
84 Brief van M. Maris aan A. Plasschaert
d.d. 9 maart 1909, als Jaap me zeide: poésie
beteekend helemaal niks, neemt een model en
doe it exactly asje ziet it, en maakt geld!
Archief Simon Maris en familie,
Rijksbureau voor kunsthistorische
Documentatie, inv.nr. 246, map Matthijs
Maris.
85 De Bock i902-’03, p. 98.
86 Harms Tiepen 1910, p. 16.
87 De Boer 1905, p. 17, noot **
88 Zilcken 1893, p. 65.
89 Maris verkocht het werk een paar jaar na
aanvang aan Museum Boijmans. In weenvil
van de herhaalde aanvragen door het Museumbestuur,
kon Maris er eerst kort voor zijn dood
toe komen, het werk af te leveren, De Bock
1902-’Ö3, p. 58. De betaling voor het schilderij,
3.300 gulden, kwam echter pas na
zijn dood binnen. Brie f H.G. Tersteeg aan
de erven Maris d.d. 7 augustus 1899, collectie
Maris, Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie, Den H i® .
90 Mancini schilderde voornamelijk genre-
portretten, waarbij zijn gladde schilderstijl
evolueerde tot het schilderen met een losse
toets. Mesdag fungeerde vanaf 1885 ruim
twintig jaar als mecenas voor Mancini en
kreeg daarvoor veel werken, waarvan er
vijftien in de collectie van het Museum
Mesdag zijn bewaard. Leeman & Pennock
1996, pp. 254-55.
91 Brief van Jacob Maris aan Mw. Artz,
weduwe van D A-C- Artz (1837-1890);,
collectie schildersbrieven, Gemeentearchief,
Den Haag, inv.nr. OV2.
92 Voor de volledige lijst zie Taxatie 1899.
93 De Bock i902-#03, pp. 1 en 172. Willem
Maris herinnerde zich dat Jacob zijn vrouw
verbood de dokter erbij te halen toen zij
de laatste jaren merkte dat het slechter met
zijn gezondheid ging, Harms Tiepen 1910,
p. 16.
94 Brief van G. Marius aanj. Veth d.d. 8
september 1899, Collectie Maris, map
J. Maris, Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
95 Brief van M. Maris aan de heer Maas d.d.
15 februari 1904, Archief Simon Maris en
familie, Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag, inv.nr. 246,
map Matthijs Maris.
Van modderschilder tot profeet.
De waarderingsgeschiedenis van
Jacob Maris' werk.
Marjolein Menalda
1 W.S. 1899, p. 3.
2 Plasschaert 1920, p. 19.
3 In 1854 exposeerde hij een Scheveningsch
huisgezin (TLM Rotterdam 1854, nr. 187).
In 1856 verkocht hij twee werken (Vertrek
van een Scheveningschen visscher en een Oude
vrouw) op de TLM Rotterdam 1856, nrs.
223-24. Eén was voor de verloting van de
Kunstkronijk aangekocht, zie Anoniem
1857, p. 48. In 1858 verkocht Maris een
werk op een Rotterdamse tentoonstelling
en het jaar daarop een Keukenstuk voor iöo
gulden, I De Bock i902-’o3, p. 21. Zie voor
verkochte werken uit de jaren i 859-’82:
Vosmaer 1883, p. 4. In 1859 exposeerde hij
Eene keuken uit de 17de eeuw, TLM Den
Haag i 859, nr. 392, Veth 1899 (2), p. 260.
4 Anoniem 1862, t.o. p. 62; Anoniem 1863,
t.o. p. 94. Terugweg van het kerkhof was eerder
geëxposeerd op de T LM Den Haag
1861, nr. 308 bis, Veth 1899 (2), p. 260.
5 Brief van A.G. Bilders aanj. Kneppelhout
d.d. 27 juni 1863, geciteerd in Veth 1899
(2), p. 262.
6 De Bodt 1995, pp. 83-93.
7 T LM Rotterdam 1864, nrs. 315 en 316.
Anoniem 1865, p. 47: vooral het effect van
het eerste en het sentiment in de figuren van
het andere tafereel verdienen lof Veth 1900
(2). P- ^7 - -
8 De TLM Utrecht 1866 was de enige gelegenheid
waarop Jacob Maris tijdens zijn
Parijse verblijf in Holland exposeerde.
Hij en Matthijs wonnen ieder een verguld
zilveren medaille voor hun inzendingen
van tekeningen van een Italiaansch meisje
en Kerkgang te Freiburg. Anoniem 1867 (I),
p. 64.
9 De Bodt 1995, p. 91.
10 Veth 1899 (2), p. 261 en Plasschaert 1920,
pp. 25-26.
xi Plasschaert 1920, pp. 25-26.
12 De Leeuw, Sillevis & Dumas 1983, p. 77
en Boon 1999, p. 19. Volgens Veth vond
Goupil het een vreemd werk, Jacob moest
het op eigen verantwoordelijkheid naar de
Salon brengen, waar het onmogelijk hoog
werd opgehangen, onder de titel Au bords
du Rhin, en Hollande. Maar niet zo hoog of en
[sic] Engelsch kunstkooper, de Heer Wallace
É * # i c ] , die met een kijker: gewapend zijn tournee
deed, ontdekte het en kocht liet dadelijk, Veth
1899 (2), p. 261. Het schilderij werd echter
door Wallis via Goupil gekocht (Lijst
13 Veth 1899 (2), p. 261.
14 Veth 1899 (2), p. 262.
15 Veth 1899 (2), p. 262. O ok het schilderij
De IJkant, 1872 werd geprezen.
1:6 Harms Tiepen 1910, p. j6.
17 Maris 1943, p. 171
18 Maris 1943, p. 172
19 Brieven van V. van Gogh aan T. van Gogh
d.d. 20 juli 1873, Van Crimpen Sc Berends-
Albert 1990, deel 1, p. 59, nr. 11 en d.d.
januari 1874, ibid., deel 1, pp. 68-69.
20 Z o exposeerde hij op tentoonstellingen
van Levende Meesters schilderijen in
samenwerking met Louwrens Hanedoes
(1822-1905); T LM Den Haag 1872, nrs.
121, 122: Onder het lommer; Auveq >ne, en
Bij de bron, In Auvergne, (ieder 13O0 gulden)
en TLM Amsterdam 1873, nr. 73,
Watermolen in Auvergne. Vanaf 1871 was
Maris lid van Pulchri Studio, waar hij
verschillende bestuursfuncties zou vervullen,
Veth 1899 (2), p. 262. Bij het Haagse
filiaal van Goupil (H.G. Tersteeg) werd
Maris’ werk in de jaren ’70 goed verkocht.
De prijzen waren aanvankelijk laag, maar
stegen flink in de loop van het decennium.
Zie het artikel van Chris Stolwijk in deze
publicatie.
21 W intgens H o tte Sc D e Jong h-V erm eulen
1999. P- 15-
22 Veth 1914 (3), p. 186.
23 Harms Tiepen 1910, p. 13.
24 De Stuers 1873, p. 347: maar het is er verre
van af, dat het Museum [rijksverzameling
Paviljoen Welgelegen, Haarlem] ook slechts
een flauw denkbeeld van de moderne
Hollandsche school zou geven. De Stuers
was onder meer Referendaris van Kunsten
en Wetenschappen in de jaren 1875-1901.
25 Tempel 1998, p. 3 2; Van Santen Kol ff
1875, pp. 160-61.
26 Ov er Van Santen Kolff: Harms Tiepen
1910, p. 26.
27 Van Santen Ko lff 1877 en Van Santen Ko lff
1878. De nieuwe zienswijze omschreef hij
als een ware beeldenstorm op het gebied der
schilderkunst,
28 Van Santen Ko lff 1875, p. 169.
29 Van Santen Ko lff 1878, p. 262.
30 Busken Huet bijvoorbeeld vond de inzendingen
van H.W. Mesdag, S. Mesdag-van
Houten, J. Maris, A. Mauve e n j. Israëls
op de Parijse Salon van 1877 middelmatig en,
in den ongunstigen zin van het woord, alles
bescheiden. Geciteerd in Dekkers e.a. 1999,
p. 91.
31 Geciteerd in Brom 1927, p. 71.
32 Vosmaer 1883, p. 5. Vosmaer signaleerde
dat onder invloed van de Fransen Jacob
het onderwerp niet (langer) natuurgetrouw
weergaf, het ging de kunstenaar om het
verbeelden van de indruk die het achterliet
in het gemoed van de kunstenaar: .. .zoo
ziet en voelt hij de natuur, alsof ze door de
haren der oogen gezien werd, in die oogenblik-
ken waarin z ij vol stemming en gevoel is. En
dat alles weet hij op meesterlijke wijze uit te
drukken. Vosmaer 1875, pp. 10-11.
Vosmaer 1910.
Wolkenschaduw, 1877, Aan het strand, 1879,
Een regendag en Bébé, 1880, respectievelijk
op de TLM Groningen 1877, nr. 188;
Rotterdam 1879, nr. 312, 2.500 gulden;
Groningen 1880, nrs. 145, 146, elk 600
gulden. Zie ook Stolwijk 1998, o.a. p. 217
en noten.
De Leeuw, Sillevis & Dumas 1983, p. 129.
Mesdag kocht tussen 1878 en 1895 tekeningen
en schilderijen voor prijzen tussen
de 120 en de 3.200 gulden.
Leeman Sc Pennock 1996, cat. nrs. 190-96.
De Leeuw* Sillevis Sc Dumas 1983, p. 138.
Brief van V. van Gogh aan Th. van C ïogh
d.d. juni 1879, Van Crimpen & Berends-
Albert 1990, deel 1, pp. 329-30. J. Maris
had prachtige dingen op de tentoonstelling, o.a.
twee meisjes in ’t wit, bij de piano, en een
molen in de sneeuw. Brief van V. van Gogh
aan Th. van Gogh d.d. eind augustus o f
begin september 1881, Van Crimpen &
Berends-Albert 1990, deel 1, p. 378. In
1883 schreef Van Gogh aan zijn vriend
A. vân Rappard: Nu, ik voor mij, ik zoek ook
dat spoor 't wélk ik het béste vind, dat van laat
ons zeggen, Israëls, Mauve, Maris. Brief V.
van Gogh aan A. van Rappard d.d. ca. 8
mei 1883, Van Crimpen & Berends-Albert
1990, deel 2, p. 884.
In een aantal werken is de invloed van
Jacob Maris op de vroege Van Gogh inderdaad
te zien, De Leeuw, Sillevis & Dumas
1983, p. 144.
De Bodt 1995, pp. 91-93.
De Leeuw, Sillevis Sc Dumas 1983, pp. 129-
30. Z o werden alle in de jaren i8 7 i - ’73 via
Goupil verkochte schilderijen en aquarellen
direct naar de hoofdvestiging in Parijs
gestuurd o f verkocht aan kunsthandelaren
in Londen en New York. Loos,
T e Rijdt & Van Heteren i997-’98, p. 280,
noot 1 o. In München wérd vanaf 1879
regelmatig werk van Maris geëxposeerd.
Mantz 1872, p. 45. Ov er de Village hollandais
werd vernield: La délicatesse manque un
peu à ce coloriste courageux; mais les toits rouges
des maisons, la barque glissant silencieuse sur les
eaux du canal, sont l’oeuvre d'un pinceau heureusement
doué. E.G.C. 1900, p. 108.
Anoniem 1873 (3), p. 79 (foutief‘A. Maris’
genoemd).
Over tentoonstellingen in de French
Gallery in Bonden schreef men bijvoorbeeld:
There are other pictures of much excellence
by [...] Maris, Anoniem 1873 (1), p. 136
en In ‘A River Scene’ [...] we find the most
notable recognition of the instantaneous harmony
of naturej...]. The treatment of nature is tender
even to sadness; and it is also accurate, -not by
the elaboration of chance features of the scene,
but. by merging the varied tones of landscapes
into one harmony of colour, Anoniem 1873
(2), p. 367.
De Schot James Staats Forbes bracht vooral
in de jaren ’80 en ’90 een prachtige collectie
tot stand. Hij liet 3200 schilderijen en
aquarellen na, de grootste particuliere
verzameling tot dan toe in Engeland, met
grotendeels Frans en Nederlands werk.
Jacob Maris’ topstukken als Gezicht op
Montigny-sur-Loing (cat.nr. 15) maakten
hiervan deel uit. D e Leeuw, Sillevis &
Dumas 1983, pp. 125-26, 129-30 en noten.
De Leeuw, Sillevis & Dumas 1983, p. 127
en noten. Andere bekende Schotse verzamelaars
waren John Forbes White, John
Reid, Alexander McDonald, R .T .
Hamilton Bruce (zie cat.nrs. 21 en 29),
James Donald en Thomas Glenn Arthur.
Hugh Alexander Laird (zie cat.nrs. 12, 31,
36, 41 en 48); Heijbroek & Wouthuysen
1999, p. 63; De Leeuw, Sillevis Sc Dumas
1983, pp. 126-27 en noten.
De Leeuw, Sillevis Sc Dumas 1983, p. 127
en noten.
De prijzen van de tekeningen uit de collectie
Drucker varieerden in de jaren tussen
1878 en 1912 tussen de 23 pond en 4000
gulden. Zie voor de schilderijen: Van Thiel
e.a. 1976, pp. 362-65 en voor de aquarellen,
Loos 2002. Het meeste verwierf hij via
het Haagse filiaal van de Parijse kunsthandel
Goupil et Cie.
Dekkers 1995, p. 32.
E.B. Greenshields, W. en A. Learmont,
Sir W. van Home, Sir G. Drummond,
E.F.B. Johnston en Sir E. Walker, De
Leeuw, Sillevis & Dumas 1983, pp. 128-29
en noten. Veel van deze verzamelaars
waren rijk geworden door de toenemende
industrialisatie, handel en spoorwegen,
Hurdalek 1983, voorwoord.
Pas in 1983 bracht men in kaart waarom
en hoe Canadese verzamelaars van de
Haagse School hun collectie vormden.
De rijke verzamelingen van negentiende-
eeuwse Nederlandse schilderijen en aquarellen,
die jarenlang niet te zien waren
geweest voor het publiek, werden nu
getoond, Hurdalek 1983, pp. 7, 18.
Kraan Sc Van Brakel 199.8,-p. 27, Over
de invloed van Jacob Maris op buitenlandse
kunstenaars zie Kraan 2002. Nederlandse
Schilderijen werden een symbool van aanzien
en rijkdom. Men fluisterde ook dat ze een goede
belegging waren. Ze werden verzameld als
sigarettenplaatjes. Men moest de reeks volledig
hebben. Mensen zeiden tegen elkaar: O, ik zie
dat je nog geen De Bock hebt, Nee -heb jij je
Blommers al? De huizen puilden uit met koeien,
oude vrouwen die aardappelen schilden, en
molens [...]. Geciteerd in Mellen 1970, p. 5.
De verkoop van Maris’ werk door Goupil
in de Verenigde Staten was in de jaren ’70
op gang gekomen, Dekkers 1995, p. 32.
Belangrijke kopers waren Sarnuel
Puttnam Avery (New York), Howard
Mansfield Freer (Detroit), William Rice
(Williamstown) en Beatty (Pittsburgh), De
Leeuw, Sillevis Sc Dumas 1983, pp. 127-28
en noten.
Schenking van de Vereeniging tot het
oprichten van een Museum van Moderne
Kunst te ’s-Gravenhage.
Respectievelijk in 1874, 1875 en 1878.
TLM Den Haag 1887, nr. 271. Van Thiel
e.a. 1976, pp. 363-64. Alle overige 44 schilderijen
van Jacob Maris kwamen via schenkingen
o f legaat in het Rijksmuseum.
Stolwijk 1998, p. 218 en noten.
Berckenhoff 1888, pp. 469-501.
Harms Tiepen 1910, p. 16.
Exposition Universelle Internationale,
Parijs 1889, nrs. 88-92.
Dekkers 1995, p. 29.
De Bock 1902—03, p. 66.
Brief van I. Israëls aan J. Veth d.d. 17 mei
1891, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum
Amsterdam, inv.nr. 99/134. Geciteerd in
De Bodt e.a. 1999, p. 16.
Heijbroek Sc Wouthuysen 1999, p. 97.
Den Haag 1895, nr. 65, geannoteerd exemplaar
met prijzen in Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie, Den I S B
In Amsterdam was in datzelfde jaar een
Strandgezicht het duurste: 4.800 gulden.
Loos, T e Rijdt & Van Heteren i997-’98,
p. 90.
De Bock i902-’03, p. 7i8-
E.G.C. 1900, p. 108.
Haverman 1895 over de tentoonstelling
Jacob Maris in I 895 in Pulchri Studio:
men mag het inderdaad blijven betreuren dat
er geen van onze openbare verzamelingen eene
dragelijke karakteriserende collectie dan die eenig
eigendommelijke kunst uit eigen tijd kan toonen.
Het ware te wenschen dat er thans, nu de gelegenheid
er als 't ware voor geknipt is, met
forscher doorzetting, met royaler samenwerkenden
ijver in het nieuwe Gemeente-Museum
eene keurige verzameling van werd aangelegd.
Op de T LM Arnhem 1890 varieerden de
prijzen tussen de 900 en 3.800,gulden.
De Dordtse notaris W.H. van Bilderbeek -
en zijn vrouw J.A.C. van Bilderbeek-
Lamaison van Heenvliet verzamelden tussen
1885 en 1918. Tussen 1897 en 1913
kocht Van Bilderbeek tien werken bij Van
Wisselingh Sc C o , o.a. van Jacob Maris.
Heijbroek Sc Wouthuysen 1999,
pp. 50, 48 (afb.), noot 25 op p. 232. De
Leeuw, Sillevis Sc Dumas 1983, p. 130 en
noot 71.
Over de vijftiende tentoonstelling van de
Hollandsche Teeken-Maatschappij, Joosten
1980, p. 21.
Joosten 1980, pp. 81-82 en 226.
Geciteerd in De Leeuw, Sillevis Sc Dumas
1983, p. 1X2.
Veth 1899, pp. 258-63; Den Haag 1899;
Amsterdam 1899. De Art Association o f