
15 Gezicht op Montigny-sur-
Loing, 1870
Doek, 45 x 80 cm.
Linksonder J. Maris 1870
Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
Inv.nr. 1489
HERKOMST
Kunsthandel Goupil et Cie., Den Haag, nr. 4841;
Collectie J. Staats Forbes, Londen; Collectie
J.R van der Schilden, Rotterdam; Legaat, 1925.
LITERATUUR
Veth 1899 (2), p. 261; De Bock 1902-‘03, pp. 42,
45; Eisler 1913 (1), p. 34; Bremmer 1906;
Plasschaert 1920, pp. 30-31; Marius 1920, p. 134;
Anoniem 1925, p. 3; Van Gelder 1935-‘36,
cat.nr. 304; Van Gelder 1937, pp. 48-49; Maris
1943, p. 124; Knoeff 1946, pp. 204-12; Levie 1959,
nr. 30; Gerson 1961, p. 28; Ebbinge W ubben 1963,
pp. 80-81; De Gruyter 1965, cat.nr. 41; De Gruyter
1968-'69, deel 2, pp. 18, 20-21; Ebbinge Wubben
1972, p. 215; De Leeuw 1979, cat.nr. 44; De Leeuw,
Sillevis & Dumas 1983, cat.nr. 48; Norbart 1989;
De Raad & Van Zadelhoff 1991, pp. 24-27; Boon
1999, p. 20.
Aan zijn broer Matthijs schreef Maris
over het op dit doek vereeuwigde
stadje: ’t is sombere poesie, weinig kleur
en erg gevarieerd van lijnen.' Jan Veth
noemde het een wonder-bekoorlijk
schilderij vol voorjaarsgeur.2 Maris maakte
een voorstudie voor dit werk toen hij
in de zomer van 1869 met zijn gezin
verbleef in Marlotte, een plaatsje aan
de zuidrand van het bos van
Fontainebleau.3 De studie en het
schilderij droegen voorheen de naam
van dit dorp, maar later is vastgesteld
dat het Montigny betreft, een stadje
niet ver van Marlotte aan de oever
van de rivier de Loing, een zijrivier
van de Seine.4 Het schilderij, ontstaan
tegen het einde van Maris’ verblijf in
Parijs, toont dat hij notitie had genomen
van het werk van zijn Franse
collega’s uit Barbizon. Met name
Jean-Baptiste Camille Corot (1796-
1875) en Charles-François Daubigny
(1817-1878) lijken hem geïnspireerd
te hebben. Maar ook dichter bij huis
vond Maris een voorbeeld: het
Gezicht op Delft van Johannes
Vermeer, dat hij had gezien in het
Haagse Mauritshuis. Wellicht omdat
uit Montigny duidelijk blijkt dat hij
nog niet een eigen handschrift had
gevonden, was Maris niet te spreken
over de grote bewondering die het
schilderij oogstte.5
W L
1 Brief van Jacob aan Willem en Matthijs Maris,
Ongedateerd. Sinion Maris-archief, Rijksbureau
voor Kunsthistorische Documentatie.
2 Veth 1899 (2)> P- 261.
3 Maris 1943, p. 124. Volgens De Bock werd
Maris zoo verliefd op dit schilderachtige plekje, dat hij
er tijdelijk zich vestigde. De Bock i902-’03, p. 42.
Een geschilderde voorstudie bevindt zich in
het Van Gogh museum, Amsterdam. Doek,
20,5 x 30,5 cm.; Norbart 1989.
4 Boon 1999, p. 20; Norbart 1989; De Leeuw,
Sillevis & Dumas 1983, p. 204.
5 O.a. Veth 1914 (1), p. 171.
l 6 De veerpont, 1870
Doek, 46 x 80,5 cm.
Linksonder J Maris 1870
Stedelijk Museum, Amsterdam
Inv.nr. A 77
HERKOMST
Kunsthandel Goupil et Cie., Den Haag, 1870,
nr. 4840; Kunsthandel E.J. van Wisselingh & Co,
Amsterdam; Collectie J.H. van Eeghen,
Amsterdam; Schenking 1913.
LITERATUUR
De Bock 1902-'03, p. 45; Eisler 1913 (1), p. 37;
Veth 1914 (1), pp. 172-73; Anoniem 1914, cat.nr.
213; Van Gelder 1935-'36, cat.nr. 40; Knoef 1946,
pp. 204-12; Bremmer 1947, pp. 28-29; Sillevis
1993, cat.nr. 42.
Maris’ biograaf Théophile de Bock
prees deze versie van de Veerpont om
de matzilver-grijze toon die hem Jan
van Goyen (1596-1656) in herinnering
bracht.1 Ook de kunstcriticus
H.P. Bremmer dacht bij het zien
van dit geval aan Van Goyen: Het
vergezicht over het water in die kalme
gestemdheid, ingesloten door de vergezichten
van beide oevers met de mooie over-
welving van een rustigen hemel in
gedempten toon, geeft alles een eenstemmigheid
die ons zeer poëtisch aandoet.
De rustige vredigheid van de over het
stille watervlak glijdende pont kan ons de
schilderij van Van Goyen uit het Rijks
Museum: ‘Het Valkhof te Nijmegen ’ in
herinnering brengen, waar eveneens een
met menschen beladen pont de voorgrond
vult.’ Ten aanzien van de vraag o f
Maris nu vooral door Hollandse o f
door Franse voorbeelden werd beïnvloed
bij het schilderen van zijn serie
veerponten, noemde Jan Veth deze
versie van de Veerpont veel
‘Hollandscher’ dan Marlotte, een land-
schap van Maris uit dezelfde periode
waarin de invloed van Charles-
François Daubigny (1817-1878) te
zien is (cat.nr. 15). Volgens Veth
is het hier besproken schilderij
gebaseerd op vroegere studies uit
Oosterbeek.3
W L
1 De Bock i902-’03, p. 45.
2 Bremmer 1947, p. 28.
3 Veth 1914 (1), pp. 172-73-
Hf!