
nemende vraag naar de Nederlandse zeventiende-eeuwse
schilderkunst.46 Vanaf 1879 begon ook in Canada het
verzamelen van Barbizon en de Haagse School op grote
schaal. Er formeerde zich een groep verzamelaars, eerst in
Montreal en daarna in Toronto, die Jacobs werk bijzonder
bewonderde (afb. 25).47 Canadese verzamelaars én kunstenaars
trokken in die jaren naar Holland om te schilderen,
het landschap te bekijken en contacten te leggen met hun
Hollandse collega’s.48 Ook op een aantal Schotse kunstenaars
heeft Maris invloed gehad. Zo werd bijvoorbeeld
James Garden Laing (1852-1915) in Holland ‘de Schotse
Maris’ genoemd.49 In de Verenigde Staten vonden Maris’
schilderijen en aquarellen eveneens hun weg naar de
collecties, vooral in Boston, Washington en New York.
Verzamelaars als Edward Drummond Libbey, medeoprichter
van het Toledo Museum o f Art, en de New Yorker
Frank Frick leggen prachtige verzamelingen aan, met daarin
fraaie stukken van Jacob Maris (afb. 26).50
De jaren '80: op w e g naar algehele erkenning
In Nederland steeg rond 1880 de waardering voor Maris
werk. Het eerste Nederlandse museum dat een Jacob
Maris in zijn collectie kon opnemen was het Gemeentemuseum
Den Haag. In 1884, dus eigenlijk rijkelijk laat,
kreeg het de Bomschuit op het strand te Scheveningen
(i 883-’84) ten geschenke (afb. 27).51 Het Rijk was eveneens
laat met aankopen van Maris’ werk. Er waren wel
al een Mesdag, Willem Roelofs (1822-1897) en een Jozef
Israëls voor de verzameling aangeschaft,52 maar pas in 1887
kocht het Rijksmuseum zijn enige (en laatste) Jacob Maris
op de tentoonstelling van Levende Meesters te Den Haag:
het Stadsgezicht, voor 4.500 gulden (afb. 28).53 Dit bedrag
illustreert de prijzen die Maris’ schilderijen opbrachten in
de jaren ’80.54 Bij de bespreking van Maris’ werk werden
nog wel kritische noten gekraakt. Deze betroffen meestal
de (te) grote ernst in Maris’ werk en de indruk van onvoltooidheid,
zoals onder andere werd geconstateerd door
Berckenhoff in 1888, die overigens zeer épris was van de
kunstenaar. Hij waardeerde vooral het latere werk bijzonder;
de vroege stukken met de eindeloze interieurs van rond
1860 rangschikte hij binnen het prehistorische tijdperk van
de schilder." De toegenomen vraag had voor Maris ook
een keerzijde; Verdomme, wéér een stad met witte wolken!,
zuchtte hij wel eens als den kunsthandelaar hem had verteld dat
men die ’t liefst van hem had.'
Ook op internationale tentoonstellingen trok Maris
de aandacht. Op de Parijse Salon in 1884 kreeg hij een
eervolle vermelding en op de Exposition Universelle
Internationale van 1889 won hij een gouden medaille."
Bij Goupil in Den Haag werd nog steeds goed verkocht."
In eigen kring kreeg Maris nog altijd lovende reacties.
Volgens De Bock zou Mauve zelfs beweerd hebben
dat hij zonder den opwekkenden invloed van Maris’ kunst en
omgang een tobber zou zijn gebleven.>9 Isaac Israëls bezocht
de Londense collectie van James Staats Forbes en was
< 26. Jacob Ma ris, Het jaagpad, ca. 1890-'95.
Doek, 38,5 x 59 cm.
The Toledo Museum of Art, Toledo, Ohio, Gift of Edward
Drummond Libbey, 1925.40.
27. Jacob Maris, Bomschuit op het strand te Scheveningen,
1883-'84.
Doek, 102,5 x 127 cm.
Gemeentemuseum, Den Haag.
vooral enthousiast over de Franse figuurstukken: hij heeft
dingen van Jaap uit zijn fransche tijd veel mooier als zijn figuren
later en curious en Thijslike. ,0
In het begin van de jaren ’90 verstomde alle negatieve
kritiek. De prijzen van een Maris liepen enorm op. In
1893 lagen ze in de kunsthandel tussen de 4.000 en 6.000
gulden.61 Het werd ook steeds moeilijker een goede Jacob