
Jong paar in de duinen,
ca. 1878
Penseel in waterverf; 258 x 169 mm.
Linksonder J Maris
The National Gallery of Scotland, Edinburgh
Inv.nr. D NG 1066
HERKOMST
Collectie H.A. Laird, Londen; Legaat, 1911.
LITERATUUR
Andrews 1985, p. 50, fig. 331.
Bij het vallen van de avond wandelt
een verliefd paartje door de duinen.
Jozef Israëls (1824-1911) had voorstellingen
uit het vissersleven populair
gemaakt met zijn schilderijen en
aquarellen van de Scheveningse en
Katwijkse vissersbevolking; zijn voorbeeld
werd nagevolgd door Adolphe
Artz (1837-1890), Bernard Blommers
(1845-1914) en ook — zij het minder
veelvuldig — door Jacob Maris. De
datering van deze aquarel berust op
de stilistische overeenkomsten met
Avondstond (cat.nr. 30).1
De oprichting van de Hollandsche
Teeken-Maatschappij in 1876 was
een belangrijke stap in de acceptatie
in Nederland van de aquarel als zelfstandig
artistiek fenomeen. Al was de
eerste reactie van het publiek afwijzend
— wij herinneren ons de oraties,
welke daar voor die verrukkelijke kleurtee-
keningen van Jacob Maris gehouden werden,
bedenkingen voor het gevaar van de
toekomst der kunst, sedert men schetsen,
zooals men de teekeningen van Maris
noemde, voor compleet werk liet zien -%
langzamerhand raakte men vertrouwd
met de vrijheid van uitvoering en
ging men de mogelijkheden die de
aquarel bood naar waarde schatten.2
Maris’ aquarellen, aanvankelijk vooral
door Britse verzamelaars gewaardeerd,
raakten gaandeweg ook in
Nederland gezocht.
C v T
1 Het is ook mogelijk dat de aquarel identiek is
met het Vrijend Paartje dat in de Lijst Tersteeg
(Aquarellen en tekeningen) als nr. 6551 onder
het jaar 1876 wordt genoemd. Dat werk werd
verkocht aan de kunsthandel F. BufFa & Z n te
Amsterdam.
2 Marius 1920, p. 354.
32 Slatuintjes bij Den Haag,
ca. 1878
Doek, 62,5 x 54 cm.
Linksonder J Maris
Gemeentemuseum, Den Haag
Inv.nr. 80-1968
HERKOMST
Kunsthandel Goupil et Cie., Den Haag, 1878,
nr. 12535; Collectie Taco Mesdag Kzn.,
Scheveningen, 1895; Collectie P.F. Thomsen, 1918;
Veiling Amsterdam (Fred. Muller & Co) 3 december
1918, lotnr. 28 (niet verkocht); Kunsthandel
D. Sala & Zn., Den Haag, 1935; Collectie W. Hoos,
Den Haag; Aankoop van de erven W. Hoos, 1967.
LITERATUUR
Kalff 1902, p. 290; De Bock 1902-'03, pp. 97-98;
Plasschaert 1920, p. 61; Van Gelder 1935-'36,
cat.nr. 63; Schuurman e.a. 1962, cat.nr. 189;
De Gruyter 1968-'69, deel 2, p. 101; Fuchs 1978,
pp. 165, 2të; Pollock e.a. 1980-'81, p. 51; De
Leeuw, Sillevis & Dumas 1983, cat.nr. 57; Sillevis,
Dorn & Kraan 1988, cat.nr. 30.
Deze magistrale schepping, een gezicht
op de warmoezenierstuintjes bij het
nog landelijke Den Haag aan het
einde van de Laan van Meerdervoort,
schilderde Maris waarschijnlijk rond
1878. Hij was toen net verhuisd naar
de nabijgelegen Bazarstraat. Maris
kwam op het idee voor het onderwerp
tijdens een wandeling met
Mauve richting Dekkersduin.1
Ongetwijfeld heeft hij zich eveneens
laten inspireren door de panoramische
landschappen van zijn zeventiendeeeuwse
voorgangers Jacob van
Ruisdael (1628/29-1682) en Philips
Koninck (1619-1688) die hij in het
Mauritshuis en het Rijksmuseum kon
bewonderen. Ook tijdens zijn verblijf
in Parijs heeft Maris de meesters van
de Gouden Eeuw kunnen bestuderen
in de prachtige verzameling van het
Louvre.
In Maris’ Slatuintjes wordt een enorme
ruimte gesuggereerd door de
fraaie ritme ring en het kleurverloop.
[.Hl t5 het geen onderwerp waarvan iedereen
die nog eenigszins hecht aan wat een
schildering voorstek, moet vragen: ‘wat
daar nu aan is?’ En toch heeft Jacob
Maris met dit sujet een heerlijk schilderij
gemaakt met een fijne, grijze lucht er in,
heelemaal doordrongen van de stemming
van zulk een schijnbaar banaal en vervelend
stuk land.2
MM
1 De Bock 1 902-!03 . p. 97.
2 Kalff 1902, p. 290.