
Edwin Jacobs
Teylers Museum en Museum Jan Cunen hebben ieder hun
eigen geschiedenis van fusies tussen oude en nieuwe kunst.
Voor Teylers Museum geldt dat reeds in de negentiende
eeuw opdrachten werden verstrekt aan gerenommeerde
kunstenaars voor kunstwerken geïnspireerd op collectie-
stukken, met het oogpunt de collectie te actualiseren.
Museum Jan Cunen zoekt doorlopend naar reflecties op
de kunstgeschiedenis binnen de hedendaagse kunst met
als doel verhalen te vertellen die niet noodzakelijk de kunsthistorische
canon betreffen. Het streven naar het vergroten
van het publieksbereik voor hedendaagse kunst speelt daarbij
een grote rol, waarbij met name gericht wordt op het
besef van het feit dat de kunstgeschiedenis een doorlopend
verhaal vormt, en niet bestaat uit losse fragmenten. Het
verleden vormt niet alleen binnen de historie, maar ook
binnen de kunst de basis van de hedendaagse beleving.
Beeldend kunstenaars Dan Geesin (1970), Natasja Kensmil
(1973) en Helena van der Kraan (1940) zijn reeds in een vroeg
stadium van het project benaderd, om zich te laten inspireren
door een van de drie onderwerpen in het oeuvre van Maris,
te weten het landschap, het figuurstuk en het stadsgezicht.
Vanuit Maris' credo, ik denk in mijn materie, is bewust gekozen
voor kunstenaars die werken met verschillende media.
Tenslotte is de materie waarmee kunstenaars in de eenentwintigste
eeuw kunnen werken oneindig veel rijker dan in de
negentiende eeuw. Maris had de keuze tussen het traditionele
tekenmateriaal en olie- en waterverven en hij experimenteerde
zo nu en dan met etsen. De in opkomst zijnde fotografie,
waarvan zijn jongere collega George Hendrik Breitner (1857-
1923) volop de mogelijkheden onderzocht, liet Maris links
liggen. Voor Helena van der Kraan is de fotografie echter hét
middel geworden om zich uit te drukken, terwijl Dan Geesin
zijn fantastische verhalen in bewegende beelden probeert
te vangen. Natasja Kensmil is gevraagd vanwege haar eigenzinnige
omgang met verf, want ondanks alle nieuwe media
hanteert een groot aantal hedendaagse kunstenaars nog
altijd het penseel;.
De keuze om Geesin, Kensmil en Van der Kraan bij het
Marisproject te betrekken, is zeer bewust tot stand gekomen.
In hun oeuvre spelen Maris' motieven, respectievelijk het
landschap, het figuurstuk en het stadsgezicht, een belangrijke
rol; zo experimenteert Geesin met de grenzen van film
middels de verbeelding van het landschap en vormt voor
Kensmil de negentiende-eeuwse mens een metafoor voor
de schaduwzijde van het bestaan. Van der Kraan is door fotografische
kwaliteiten, zoals de kadrering, geïnteresseerd in
architectuur als een matrix om het licht te vangen en vast
te houden. Kortom, iedere kunstenaar werkte binnen een
van de onderwerpen uit Maris' oeuvre die zij om puur
persoonlijke redenen vertaalden in een eigen discipline.
Bovendien delen ze een niet aflatende aandacht voor de
materiaaltechnische aspecten van kunst. In hun werk zijn
zowel overeenkomstigheden als tegenstellingen te zien:
het procesmatige en experimentele is eerder een houding
dan een vorm om te komen tot kunst.
Halflicht Halfdonker is een parafrase op Maris' uitspraak dat
het hem uiteindelijk lukte kleuren te schilderen die bleven
gloeien, in het halfdonker en in het halflicht. De titel is eveneens
van toepassing op werkwijzen: schilderen legt zich toe
op de betekenisgeving van de kleur, terwijl film en fotografie
bestaan door een reeks ingrepen op het procédé van het
verankeren van licht en donker.
De wijze waarop de kunstenaars onderwerpen uit Maris'
oeuvre hebben vertaald, is gerelateerd aan hun persoonlijke
manier van kijken. Dan Geesin werkt vanuit het klassieke idee
dat het schilderij een venster op de werkelijkheid is; voor zijn
geestesoog speelt zich hét verhaal af, waarvan het schilderij
slechts een fragment toont. Geesins inspiratie op Het jagertje
(cat.nr. 59) leidde tot de film Clods, een surrealistisch tableau
dat door verstilling én letterlijke verwijzingen naar Maris'
tijdperk een beklemmende sfeer heeft, die doet denken aan
de films van Buhuel.
Kensmils vertaalslag van Maris' figuurstukken, in het
bijzonder die uit zijn Parijse tijd, sluit nauw aan op haar
eigen series figuurstukken, waarin zij zich toelegt op een
herinterpretatie van de mens, speciaal de negentiende-
eeuwse grootgrondbezitter, de kolonialist, symbool voor
discriminatie en onderdrukking. Vanuit de verf, die in talloze
lagen op het doek wordt aangebracht, zoekt zij naar de juiste
vorm.
Van der Kraan tenslotte houdt het bij een meer formele
beschouwing van Maris' stadsgezichten. Ze beperkte zich tot
compositionele aspecten van het kader en koos een locatie
die qua sfeer en uitdrukking dichtbij Maris' Afgesneden
molen (cat.nr. 18) lag. De talloze mogelijkheden die de fotografie
biedt ten opzichte van Maris' keus voor een moment,
werden door haar uitgebuit. Het spel van licht is in de serie
van doorslaggevende betekenis voor de atmosfeer en de
expressie.
Hedendaagse kunst staat niet op zichzelf. Integendeel, zij
heeft een component van traditie en geschiedenis, ook al
zijn verwantschappen en relaties niet in één oogopslag
kristalhelder. Binnen het Marisproject is met opzet gekozen
voor een vertaalslag naar het domein van de actuele kunst
opdat het grote publiek op een andere manier kennis neemt
van de hedendaagse kunst dan de vaak 'solistische' presentaties
in musea voor hedendaagse kunst.
Op zichzelf is het niet nieuw om oude en nieuwe kunst bij
elkaar te betrekken. Vernieuwend is daarentegen wel dat
de kunstenaars zo nadrukkelijk binnen een kunsthistorisch
project zijn opgenomen. Het resultaat bestaat uit authentieke
werken van respectievelijk Dan Geesin, Natasja Kensmil
en Helena van der Kraan. Werken die dicht bij hun eigen
uitgangspunten blijven, met zicht op de verworvenheden
van Maris vanuit de ooghoeken.