
publiek moesten verleiden.21 Héberts grootste kracht lag in
het poëtiseren van realistische, alledaagse onderwerpen,
een element dat door Maris in eerste instantie werd overgenomen,
zoals in het Italiaans meisje met vlinders (afb. 49)-“
Hoelang Jacob precies op Héberts atelier heeft gewerkt is
niet bekend; uit Artz’ brief uit augustus 1866 zou men
kunnen opmaken dat Maris al enige tijd op eigen benen
stond en dat de leertijd al was afgesloten ruim voor Hébert
in oktober 1866 naar Italië vertrok vanwege zijn benoeming
tot directeur van de Académie de France te Rome.-3
'D e M a r is die hier is, is een zeer knappe jongen en
alles behalve ge k '
Gedurende de eerste maanden te Parijs had Maris vooral
contact met Kaemmerer, die vrij snel succes boekte met
zijn gedetailleerde frivole figuurstukken (afb. 35). In
die tijd deelden de kunstenaars een atelier aan de rue de
1’Ouest en later rue Humboldt, samen met twee Franse
leerlingen van Géröme.25 Vanaf augustus 1866 werkte
ook Adolphe Artz, een van de beschermelingen van de
gefortuneerde auteur Johannes Kneppelhout, regelmatig
in Maris’ atelier, omdat het kennelijk geen sinecure was
in Parijs een leegstaand, betaalbaar atelier te vinden.2
Maris nam Artz onder zijn hoede en liet hem de stad en
de omgeving zien, waaronder Versailles, St. Cloud en de
35. Frederik Hendrik Kaemmerer (1839-1902),
Het strand bij Scheveningen, 1874.
Doek, 69,9 x 139,7 cm.
Particuliere collectie.
oevers van de Marne.27 Ook wees hij Artz op de verschillen
in karakter tussen de Fransen en Hollanders, welke
laatsten, naar de mening van de gemiddelde Fransman, te
plompverloren waren. Maris had zichzelf ook moeten ontdoen
van de neiging zich te snel in een meningsverschil
uit te spreken en een oordeel te vellen.-8 Dat hij beter naar
zijn eigen raad had moeten luisteren blijkt uit de brief van
Artz aan zijn mecenas van 5 september 1866, waarin Artz
meedeelt: het is nu echt. zeker dat ik met Maris en Kaemmerer
samen zal gaan wonen en werken, want, Maris heeft met
een van defranschen met wien hij samen woonde zulke hooge
woorden gehad dat hij op staande voet het atelier verlaten heeft,
en voorlopig bij mij in hetzelfde huis op een klein kamertje zit,
wij hebben nu beide dezelfde dringende behoefte, en zullen
natuurlijk niet rusten voor wij een gelegenheid zullen gevonden
hebben.29 De zoektocht verliep echter alles behalve soepel
en gedurende een periode van bijna twee maanden leefden
de kunstenaars samen op boulevard d’Arcueil in Mout
Rouge. Toen ze uiteindelijk per 15 oktober voor 600
francs per jaar terecht konden op rue Marcadet 169 in
Montmartre, besloot Kaemmerer niet mee te gaan omdat
het atelier naar zijn mening te ver buiten het centrum van
de stad lag.'° De woning op de eerste etage aan de rue
Marcadet zou tot zijn terugkeer naar Nederland in 1871
Maris’ basis vormen; deze bestond uit een atelier en een
zitkamer. Vanaf het balkon van het atelier konden de kunstenaars
de steile, dunbevolkte helling van de Montmartre
zien en het lager gedeelte van de stad in de richting van
St. Ouen en St. Denis.31 De dagindeling van de beide
kunstenaars zag er als volgt uit: wij staan om 7 of 8 uur op en
dejeuneren om half tien bij een marchand de vin tegen over ons
huis, de tijd voor het dejeurner [sic] gaat gewoonlijk met prepara-
tiven voor de dag, het eigenlijke werk begint gewoonlijk eerst na
liet dejeurner, dat is ongeveer half elf, wij werken dan tot het
donker wordt, ...], en gaan om half zes eten op dezelfde plaats,
vandaar gaan wij somtijds naar een caffé, en zijn tegen acht uur
gewoonlijk weer thuis, en brengen de avond door met krabbelen
tekenen schrijven of lezen; bij slecht weer zijn wij meestal om
half zeven of zeven uur reeds thuis.32
Inmiddels bleken de karakters van Artz en Maris aardig
te botsen; tegenover Kneppelhout beklaagde Artz zich
over de sfeer die werd bepaald door de slechte gezondheid
van Maris en door hun meningsverschillen.33 Toch
bezochten ze eind juli, begin augustus 1867 samen gedurende
veertien dagen het dorp Marlotte in de omgeving
van Fontainebleau (cat.nrs. 6 en 15).34 In een van de weinige
bewaard gebleven brieven van Maris zelf, schreef hij,
verlangend om zijn broer Matthijs weer eens te zien: kom
[...] toch voor een paar weken in Parijs. [...] naar Fontainebleau,
dan zal je eens mooie natuur zien. Je herinnert je wel ’t slot te
Baden Baden met die groote steenen rondom, nu in dit karakter
is het zo wat, maar veel woester en grootscher van vormen. Ik
heb er menige studie gemaakt, maar nog meer plijzier gehad.
Er waren over de dertig artisten en studenten uit Parijs. [...]
We gingen des nachts op stekelvarkensjacht en maakten in eene
grot groot vuur van takkenbosschen op de rug verzameld ]M]^H
Over Marlotte schreef hij: het is er verduiveld mooi en ik heb
er direct een schilderij van op touw gezet [...]. 7 Is sombere poëzie,
weinig kleur en erg gevarieerd van lijnen.3:> Overigens
blijkt uit de brieven van Artz over deze reis dat zich onder
de dertig kunstenaars geen enkele van naam bevond, al
zouden ze op de terugreis proberen om Millet (1814-1875)
te bezoeken in Barbizon.
Enkele maanden later, in het najaar van 1867, huwde
Maris de kleermakersdochter Catharina Hendrika Horn
(1840-1905), een jonge dame van Nederlandse afkomst die
hij waarschijnlijk in Parijs had leren kennen (cat.nr. 8).3
Na de officiële voltrekking in het stadhuis, waarbij zowel
Artz als Kaemmerer als getuigen fungeerden, begaf een
klein gezelschap zich per open koets naar Suresnes waar
een bescheiden maaltijd in de open lucht werd gehouden.
37 Maris bleef wonen aan de rue Marcadet, terwijl
Artz samen met de Fransman Auguste Pinchart (1842-?)
een nieuwe atelierwoning betrok. Aan Kneppelhout
schreef hij: vooral het gezelschap bevalt mij oneindig beter
dan het vroegere.3
'Zoeken naar harmonie tusschen vorm en inhoud '39
Het vertrouwen en de steun van Van Gogh zullen de
onbemiddelde Maris hebben gesterkt in zijn streven een
bestaan in Parijs op te bouwen. In zijn eerste brieven
schreef Artz dan ook over Maris als een jongen die ijverig
en ernstig werkt en veel gevoel voor smaak heeft.40 Niet veel
36. David Adolph Constant Artz (1837-1890), Italienne.
Doek, 27,1 x 16,1 cm.
Particuliere collectie, voorheen collectie Simonis&Buunk
Kunsthandel, Ede.