
er in het najaar van 1899 in Pulchri Studio in Den Haag
en Arti et Amicitiae in Amsterdam herdenkingstentoonstellingen
georganiseerd die druk werden bezocht.5
Er gingen ook stemmen op voor de realisatie van een
eenvoudig grafmonument, gefinancierd door de leden
van Pulchri Studio. Voor de onthulling hiervan werden
alle kunstbroeders, vereerders en vrienden van de overledene
uitgenodigd.7 De monografie Jacob Maris van Théophile
de Bock (1851-1904), schilder en bevriend met Maris,
verscheen in i902-’o3.
Maris’ nalatenschap werd vrij snel zorgvuldig in kaart
gebracht door Herman Gijsbert Tersteeg, de gérant van
het Haagse filiaal van kunsthandel Goupil et Cie.9 Maris
werkte vanaf zijn Parijse periode (i8ó5-’7i) tot het eind
van zijn leven uitsluitend voor Goupil, later Boussod
Valadon et Cie. genaamd.10 Ook begon Tersteeg kort
na het overlijden van Maris met het opstellen van gedetailleerde
lijsten van zijn werk, voor een groot deel aan
de hand van de verkoopboeken van Goupil." Deze
werden opgesteld op verzoek van Jan Veth (1864-1925)
die onderzoek deed naar het leven en werk van Maris
voor een artikelenreeks in De Kroniek. De lijsten van
Tersteeg geven een uitgebreid overzicht van het oeuvre
van Maris: er werden 574 schilderijen en 215 aquarellen
en tekeningen geteld.12
De dokter
Dat Maris als vakman zeer werd gewaardeerd blijkt ook
uit het feit dat hij adviezen gaf en soms zelfs correcties
mocht aanbrengen in het werk van collega’s.'3
Kunsthandel Goupil had boven het Haagse filiaal een
zolderkamer die werd gebruikt als correctieatelier en
de veelbetekende bijnaam ‘het hospitaaltje’ had.'4 Hier
werden op verzoek van de koper werken gewijzigd die
al waren afgeleverd bij de kunsthandel. Jacobs adviezen
werden doorgaans heel serieus genomen. Zo noemde
Mauve Maris [...] 'de dokter’, die altijd de kwaal van een
moeilijk te voltooien werk wist te ontdekken en het middel tot
herstel aantegeven.'s
Dat de kritiek niet altijd mals was blijkt uit Tersteegs brief
aan schilder Albert Neuhuys (1844-1914), oud-buurman
en vriend van Maris: Amice, Gisteren heb ik uw schilderij
ontvangen en voor mijn eigen vind ik het veel verbeterd. H. |
Jaap echter [H vindt dat nu de vrouw ook nog een tik kleur
en helderheid hebben moet, en verder is hij het met de teekening
van de kat niet eens. Ook vindt hij het beest erg uitgeknipt tegen
de rok staan, welke laatste ook iets van het licht, had kunnen
pakken dat op de kat valt.' 1
Toch behoorde dit soort commentaar tot de dagelijkse
gang van zaken, want in een latere brief schreef Tersteeg:
Van deze gelegenheid maak ik gebruik om u het volgende te
vragen: op een aquarel van de ‘Kempersche daglooner’ in de
verzameling Drucker is het zonlicht op de muur rechts kalmer en
die muur zelf rustiger dan op het schilderij en het komt mij voor
dat dit laatste nog veel mooier kan worden als die rechterhoek in
dezelfde manier als op de aquarel behandeld was. Eenigen tijd
geleden zag Jacob Maris het schilderij bij mij terug en toen zei
hij uit zich zelf dat er noodzakelijk aan dien hoek nog wat
gedaan moet worden. Komt ge dezer dagen in den Haag dan
zoudt ge me groot genoegen doen zelf eens te komen zien of we
gelijk hebben. Ik heb het schilderij eenige malen kunnen verko-
open, maar de koop is telkens op dien hoek afgestuit [...|.17 Een
paar dagen later schreef Tersteeg: Van je permissie om Jaap
te vragen of hij aan den muur rechts van den Kempenschen daglooner
doen wil dat hij noodig oordeelt, zal ik graag gebruik
maken. Hij zal wel willen, denk i k f
De zelfverzekerdheid en stijlvastheid van de late Maris
staan in scherp contrast met zijn jonge jaren, toen hij,
<12. Jacob Maris, Hengelen en Vlinders vangen.
Paneel, ieder 10,8 x 9,1 cm.
Particuliere collectie.
13. Jacob Maris, Studieblad met geiten en een kip,
ca. 1852-'53
Aquarel, 290 x 277 mm.
Kröller-Müller Museum, Otterlo.
zoekende naar een eigen stijl, zich nog sterk door anderen
liet beïnvloeden. Zijn ontwikkeling kan worden onderverdeeld
in drie periodes: zijn jeugd in Den Haag en
Antwerpen, ca. i849-’Ó5 (afb. 12), de Parijse tijd, i865-’7i
(afb. 9) en de Haagse succestijd, i8 7 i- ’99.
Een trage start
Jacobus Hendricus Marris werd op 25 augustus 1837 geboren
in Den Haag, als oudste zoon van Mattheus Marris en
Hendrika Bloemert.19 De naam Marris, een verbastering
van de oorspronkelijke familienaam Maresg, veranderde
in de loop der tijd in Maris.20 Na Jacob volgden nog
Matthias (Matthijs. i839),Jacoba Hendrica (1840), Wenzel
(Willem, 1844) en Wilhelmina (1846).21 Vader Maris was
meesterknecht bij boekdrukkerij Fuhri & Smits op het
Westeinde in Den Haag.22 Hij bracht prenten en geïllustreerde
boeken mee uit de drukkerij die door de zoons
werden nagetekend.23 Veth schreef in De Kroniek: Maris’
ouders waren zeer geachte lieden, maar z ij hadden liet juist niet
breed. [...] De vader had een weekloon van twaalf gulden. Toch
maakte hij geen moeilijkheden toen sukcessievelijk alle drie zoons
zich aan de ter uitoefening zo kostbare schilderkunst wilden wijden.
24 De moeder van de jonge schilders was aanvankelijk
minder enthousiast.2'
In 1849 informeerde de adjunctdirecteur van het stedelijk
lyceum C. van Osenbruggen bij J.B. Weenink, toenmalig
directeur van de Haagsche Teekenacademie: Is er b.v.
gelegenheid zulk een kind gratis op de teeken-Academie te doen
onderwijzen ? of op welke andere wijze zou men zulk een talent
kunnen ontwikkelen?2 Mogelijk heeft Weenink hem aangeraden
Jacob eerst in de leer te laten gaan bij een meester,
zodat hij klaar zou zijn om voor het volgende studiejaar
toelatingsexamen te doen (afb. 13). Jacob ging namelijk
op twaalfjarige leeftijd in de leer bij J.A.B. Stroebel (1821-
1905), een kunstenaar die zeer bedreven was in het schilderen
van interieurstukken in de trant van de beroemde
zeventiende-eeuwse schilder Pieter de Hooch (1629-1681)
(afb. 14).27 Stroebel liet hem kopieën maken naar andere
kunstenaars, buiten naar de natuur tekenen en als het
regende moest Maris oefenen in het aquarelleren van
stillevens.2. Volgens Veth dienden de lessen bij Stroebel
in eerste instantie het doel zich toegang te verschaffen tot de
Haagse Teeken-Academie, wat hem dan ook spoedig lukte.29
In 1850 begon Jacob met het volgen van lessen aan de
Teekenacademie onder leiding van J.E.J. van den Berg
(1802-1861), hoofdleraar anatomie en proportieleer.30
Maris was pas vijftien toen hij, terwijl hij samen met
Matthijs op de Groenmarkt zat te tekenen, werd opge