
4 5 Gezicht op een stad,
ca. 1882
Penseel in waterverf, 620 x 855 mm.
Linksonder J Maris
Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam
Inv.nr. SK-A-2475
HERKOMST
Kunsthandel Goupil et Gie., Den Haag, 1882,
nr. 11297; Collectie de heer en mevrouw
J.C.J. Drucker-Fraser, Londen, 1895; Schenking,
1909.
LITERATUUR
Eisler 1913 (2), p. 330; Van Gelder 1935-'36,
cat.nr. 149; Van Thiel e.a. 1976, p. 812; Bionda &
Blotkamp 1991, cat.nr. 89; Loos 2002, cat.nr. 72.
Dit kapitale blad — groter dan veel van
Maris’ werken in olieverf — is waarschijnlijk
de Jaap Maris, een zeer groot
stadsgezicht, zo kras als Delftsche v.d.
Meer, die Vincent van Gogh bewonderde
op de tentoonstelling van de
Hollandsche Teeken - Maatschappij
in 1882.1 Indrukwekkend is de wijze
waarop de kunstenaar, met enkele
horizontale en verticale accenten,
diepte en structuur weet op te roepen
in een stadsprofiel dat slechts een
miniem deel van het oppervlak beslaat.
In het verleden is dit stadsgezicht wel
geïdentificeerd als een Gezicht op de
Buitenkant te Amsterdam, ongetwijfeld
op basis van de koepel, die herinnert
aan die van de Lutherse Kerk aan het
Singel, maar men heeft ook wel verondersteld
dat het stadsprofiel aan de
fantasie van de kunstenaar is ontsproten.
Feit is dat de tekening in de
door Tersteeg gemaakte lijst van
Maris’ aquarellen verschijnt als
Amsterdam, maar dat de voorstelling
topografisch gezien weinig met de
hoofstad van doen heeft.
C v T
I Brief aan A. van Rappard [13 augustus 1882].
Van Crimpen & Berends-Albert 1990, deel 2,
P- 653.
46 De aankomst der boten,
ca. 1884
Doek, 127 x 95 cm.
Linksonder J. Maris
Rijksmuseum, Amsterdam
Inv.nr. SK-A-2456
HERKOMST
Kunsthandel Goupil et Cie., Den Haag, 1884,
nr. 16984; Collectie heer en mevrouw
J.C.J. Drucker-Fraser, Londen 1896; Schenking,
1909-'10.
LITERATUUR
Steenhoff 1910, p. 364; Eisler 1913 (2), pp. 325-26;
Bionda & Blotkamp 1991, cat.nr. 90; De Jong
1993, p. 66.
Op De aankomst der boten neemt het
Scheveningse vissersvolk een centrale
plaats in. In dit schilderij domineert
nu eens niet de wolkenlucht o f het
motief van molen o f schuit, maar de
mens. De in een gele oliejas gestoken
ruiter trekt vooral de aandacht. Als
‘lijnhaalder’ gaat hij te paard het
ankertouw ophalen van de naderende
bomschuiten. De oude zeeman naast
hem is de ‘peek’ . Hij zal met een
blauwe seinvlag de plaats aangeven
waar het voorste kielloze schip op
het strand moet landen; Scheveningen
had in die tijd immers nog geen
haven.1
Doorgaans zijn de strandstukken
van Maris en andere Haagse School
schilders als Hendrik Willem Mesdag
(1831-1915) vooral geconcentreerd
op de vormgeving in robuuste penseelstreken
van schip, zee en lucht
en is er weinig ruimte voor maatschappelijke
reflectie. In De aankomst
der boten benadert Maris echter het
realisme van Franse schilders als
Gustave Courbet (1819-1877) en
Jean-François Millet (1814-1875),
door de werkzaamheden en omstandigheden
van de arme vissersbevolking
letterlijk in de voorgrond te
plaatsen.
SK
i Bionda & Blotkamp 1991, p. 227.