
5 Italiaans meisje, 1866
iS
i
Doek, 52,5 x 35,3 cm.
Rechtsonder J Maris fc. 66
Particuliere collectie
HERKOMST
Collectie J. Staats Forbes, Londen; Collectie
A. Preyer, Den Haag, 1918; Collectie Philips,
Eindhoven, 1931.
LITERATUUR
Eisler 1913 (1), pp. 31, 32; Knuttel 1935, cat.nr. 10-
31; Van Gelder 1935-'36, cat.nr. 22.
Kort nadat Maris in 1865 in Parijs
arriveerde, ging hij enkele maanden
studeren op het atelier van Hébert
(1817-1908), waarschijnlijk op voorspraak
van de Haagse kunsthandelaar
Vincent van Gogh.1 Hébert stond
bekend om de charme languissant van
zijn Italiennes.1 Met een Petitefille ita-
lienne debuteerde Maris dan ook in
1866 op de Salon. Voor Goupil zou
hij nog veel van dit soort werkjes
schilderen; Het sujet was te Parijs zeer
gewild en de modellen waren makkelijk te
krijgen.3 In het hier getoonde Italiaans
meisje uit het jaar van Maris’ Salon-
debuut is volgens de kunstcriticus
Max Eisler te zien dat Maris wat
betreft kleurgebruik veel van Hébert
had opgestoken: Jacob heeft ditzelfde
palet later nooit weer precies zo gebruikt,
maar het proces van zijn eigen kleur
had hierin zijn uitgangspunt. En van
groot belang was, dat reeds kier, in de
bruin-groene fundeering van het wit in
den hoofd doek, iets van Delacroix’
koloriet gelegen was. Evenzoo dat hij
hier voor ’t eerst, dank zij de methode
Hébert, de breede kleurzettingen begreep.
Waar hij zich later direct koloristisch
uitte, heeft hij dit breede vastgehouden,
al werden ook accent en verscheidenheid
zijner kleurschakeeringen sedert geheel
anders. Het minutieuse penseelstreekje
uit den Van Hove-tijd is hiermede
totaal overwonnen.4
WL
1 Veth 1914 (j), p. 157:
2 De Bock X902-’03, p. 39.
3 De Bock 19O2-L03-, p. 39. In de collectie van
Museum Boijmans Van Beuningen (legaat Van
der Vorm) bevindt zich een schilderij van een
Italiaans meisje met een vergelijkbare compositie
(VdV4ó).
4 Eisler 1913 (1), pp. 31-32.
6 Jong meisje bij een huis, l it e r a t u u r
1 3 ß 7 MacLaren & Brown 1991, p. 251.
Paneel, 32,7 x 20,9 cm.
Linksonder J. Maris fc [of ft] 67
National Gallery, Londen
Inv.nr. NG 5568
HERKOMST
Kunsthandel Goupil et Cie., Parijs, 1867, mogelijk
nr. 3087; Collectie de heer en mevrouw F.C.
Matthews, Londen; Legaat aan de Tate Gallery,
Londen, 1944; Overgedragen aan de National
Gallery, Londen, 1956.
Hoewel dit schilderij onder de titel
Vespers werd gelegateerd aan de Tate
Gallery, kan het waarschijnlijk
geïdentificeerd worden als Petite fdle
auxfleurs uit de Parijse verkoopboe-
ken van Goupil et Cie.1 Zoals
MacLaren opmerkte, beeldde Maris
hier in de achtergrond de kerktoren
af van Montigny-sur-Loing, het dorp
bij Marlotte dat hij in 1867 voor het
eerst bezocht (zie cat.nr. 15).2 Maris’
biograaf De Bock bracht een variant
op het hier besproken werk in verband
met de reis die de broers Jacob
en Matthijs veel eerder (omstreeks
1860) maakten naar Duitsland,
Zwitserland en Frankrijk: In Jacobs
schetsboek merkt men nu en dan meisjesfiguren
op, uit het Badensche, met vermelding
der kleuren van het kostuum.
Als een meer compleete herinnering aan
de reis kan beschouivd worden een klein
paneeltje van Jacob, getiteld: Rust.3 Een
tweede variant betreft het schilderij
Zondagmiddag (zie afb. 24).4 Dit meisje
heeft in tegenstelling tot in
genoemde werken geen strohoed in
haar schoot, maar een breiwerkje.
Voor deze drie schilderijen lijkt hetzelfde
kind model te hebben gestaan.'
W L
1 Lijst Goupil et Cie., Parijs 1900, nr. 3087.
Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
2 MacLaren 1960, p. 238.
3 De Bock i902-’03, p. 26, afb. p. 25.
4 Voorheen Collectie Van Home, Montreal;
huidige verblijfplaats onbekend.
$ De vogelkooi, eveneens in de collectie van
de National Gallery, is anders van compositie
maar lijkt deel uit te maken van de beschreven
reeks.