
19. Jan Hendrik Louis Meijer (1809-1866),
Buiig weer op zee.
Doek, 109 x 159 cm.
Teylers Museum, Haarlem.
nelijk tegenhangers Savoyards.54 Van 1863 tot 1865 was
Jacob commissaris voor de tekenzaal.55
Om zijn inkomen aan te vullen werkte Maris vanaf 1862
voor 25 gulden in de week bij Louis Meijer, de inmiddels
door reuma gekwelde zeeschilder, en hielp hem met het
opzetten en stofferen van met name zijn grote doeken
(afb. 19). Op het schoone doek werd eerst met papaverolie de
grondverf opgebracht, waarna de volgenden dag de lucht moest
worden geschilderd, de wolken gemodelleerd, het licht en de
schaduw heel voorzichtig opgewerkt, terwijl later de luchtpartijen
steviger opgezet werden. De touwtjes der masten moesten snel
over de taaie verf getrokken worden, opdat deze fijntjes uit het
penseel vloeiden.5 Om de juiste plaats van de meeuwen op
het schilderij te kunnen bepalen hield Jacob voor Meyer
uitgeknipte, papieren meeuwen voor het doek op, om
ze later in te schilderen.57
Tijdens de zomer van 1864 bezocht Jacob opnieuw
Oosterbeek en mogelijk Fontainebleau.58 In hetzelfde jaar
werd hij, samen met Matthijs, benoemd tot lid van de
Société Beige des Aquarellistes te Brussel en veranderde
hij zijn signatuur van J.H. Maris in J. Maris.59
Parijs
Het vertrek naar Parijs in 1865 wordt veelal gezien als een
belangrijk moment in de ontwikkeling van Maris. Hij zou
er zijn eigen schilderstijl vinden en de thematiek die hem
in zijn verdere leven zou bezighouden, het kindschap. In
werkelijkheid schilderde Maris al voor zijn vertrek naar
Parijs landschappen in Oosterbeek en Wolfheze en schilderde
hij in Parijs zowel Italiaanse meisjes als landschappen.
Zijn schilderstijl is weliswaar vanaf zijn terugkeer
in Nederland doordrongen van grijstonen, een brede
penseelstreek en pasteus verfgebruik, maar hij schilderde
daarnaast ook nog gladdere taferelen. De vele portretten
die hij in de jaren ’70 en ’80 van zijn kinderen maakte
worden meestal alleen gezien als presentjes voor zijn vrouw,
maar een deel ervan was wel degelijk voor de kunsthandel
bestemd, zoals de aquarel Bellenblazen (cat.nr. 43), die via
Goupil werd verkocht.10
Het verblijf in Parijs werd mogelijk gerealiseerd door
financiële steun van kunsthandelaar Vincent van Gogh
senior." Deze had goede Parijse relaties, want hij had zijn
zaak in 1861 met het Franse Goupil et Cie. geassocieerd.62
Ook de schilder Kaemmerer, met wie Maris in de eerste
tijd in Parijs een atelier deelde, had connecties met Van
Gogh. Het is onduidelijk wanneer Maris precies naar
Parijs is vertrokken, in ieder geval bleef hij er tot 1871
en voltrokken er zich, zowel in zijn privé-leven als in
zijn carrière als kunstenaar, een aantal belangrijke veranderingen.
3
In 1867 trouwde hij met de Nederlandse Catharina
Hendrika Horn (1840-1905) en ze kregen in 1868 samen
een zo o n .4 Deze overleed echter in de jonge leeftijd van
elf maanden, terwijl Katrien in verwachting was van hun
tweede kind, dochter Henriëtte (afb. 20).65 Van het
bestaan van de oudste zoon, Guillaume, getuigt ook het
tedere portret dat Jacob in 1868 maakte van een moeder
die haar kind de borst geeft (cat.nr. 11).66 Matthijs kwam
op verzoek van Jacob in 1869 naar Parijs en woonde in
bij het pas getrouwde stel. In Parijs werden verder nog
Catherine (1870) en Anna (1871) geboren.67 Dat het een
warm, fijn gezin betrof blijkt wel uit de liefdevolle wijze
waarop Jacob zijn kinderen portretteerde (zie cat.nrs. 34,
43, 52, en 53).
Maris werkte in Parijs gedurende een aantal maanden op
het atelier van de destijds zeer bekende, maar tegenwoordig
bijna vergeten kunstenaar Ernest Hébert (1817-1908).68
Deze was gespecialiseerd in glad geschilderde Italiennes,
een genre dat Maris ook beoefende, waarschijnlijk omdat
het goed verkocht. Hij debuteerde in 1866 op de Parijse
Salon met Petite fille italienne. Pas rond 1868 ging hij zich
meer toeleggen op het landschap. Het werk Herdersjongen
aan een rivier (afb. 22) werd door de schilder zelf gezien als
een keerpunt in zijn kunst.69 Voor zover bekend heeft
Maris niet meer op ateliers van andere schilders gewerkt o f
lessen aan de École des Beaux-Arts gevolgd. Kunsthandel
Goupil bleef het werk van Maris verkopen en eind 1870
waren de landschappen in de verkoopboeken in de meerderheid.
70 Aan het eind van zijn Parijse tijd is Maris volgens
de mythe een zelfstandig kunstenaar geworden, met
een eigen stijl/1 In werkelijkheid verliep de overgang van
zoekende jonge kunstenaar naar de robuuste, rijpe Haagse
School schilder geleidelijker en niet parallel aan het verblijf
in Parijs. Terug in Nederland groeide hij, geïnspireerd
door een hernieuwde interesse in zijn vaderland, naar
het hoogtepunt in zijn loopbaan toe.
'Och wat! ik schilder 'm beter'
In 1871 keerde Jacob Maris, kort na de bloedige opstand
van de communards, met zijn gezin voorgoed terug naar
Den Haag/2 Matthijs bleef in Parijs en verhuisde in 1877
naar Londen, waar hij in 1917 overleed. Jacob verhuisde
regelmatig binnen Den Haag, omdat door de vele nieuwbouwprojecten
in de stad hem steeds het licht uit het atelier
werd ontnomen en zijn gezin zich verder uitbreidde
met Willem Matthijs (1872), Anna (1875), Jacob (1876),
Matthijs (1878) en Maria (1882)/3 In het bevolkingsregister
in Den Haag staan alleen Henriëtte en Catherine vermeld
als kinderen die in Parijs geboren zijn. Anna (geboren juni
1871) staat niet vernield en is vermoedelijk kort na haar
geboorte overleden. Zoon Willem Matthijs, die naast
talent voor schilderen ook aanleg had voor het vioolspel
(cat.nr 52), trad in de voetsporen van zijn vader en werd
later portretschilder (afb. 21).74
Maris werd in 1871 opnieuw lid van Pulchri Studio en
vervulde er diverse functies; van i 875-’78 was hij commissaris
voor de ‘Gezellige Bijeenkomsten’ en van 1894 tot
aan zijn dood was hij lid van de commissie voor tentoonstellingen
van werkende leden/' In 1876 werd er door een
aantal vooraanstaande leden van Pulchri, onder wie Jacob
en Willem Maris, besloten de Hollandsche Teeken-
Maatschappij op te richten ter promotie van de aquarel als
kunstwerk en ter verbetering van de afzetmarkt daarvan.76
Jacob bleef bestuurslid tot 1884 en woonde daarna sporadisch
de vergaderingen bij.
Voor feestavonden van Pulchri Studio schilderde Maris
wel eens achtergronden bij tableaux-vivants.78 Toch
onthield hij zich liever van teveel feestgedruis. Zijn vaste
gewoontes leken voor hem belangrijker te zijn dan bijvoorbeeld
het bij wonen van het diner dat in 1892 voor
de Franse dichter Paul Verlaine werd georganiseerd. Maris
berichtte aan Philippe Zilcken (1857-1930) dat hij wegens
een biljartwedstrijd in Pulchri verstek moest laten gaan.79
Ook al ging hij niet graag uit, het huis van de schilder
stond voor een ieder open. De gastvrijheid werd door De
Bock als volgt beschreven: De toon was ongedwongen hartelijk
en men kon hem niet aangenamer zijn, dan zijn welvoorzienen
wijnkelder eer aan te doen. [...] Het duurde gewoonlijk niet lang