
55 Molentje, ca. 1890
Doek, 33,5 x 29,5 cm.
Rechtsonder J. Maris
Groninger Museum, Groningen
Inv.nr. 1903.0021
HERKOMST
Collectie Gesina Mesdag-Van Calcar, Den Haag;
Schenking aan de Stichting Kunstbezit en
Oudheden Groninger Museum, 1903.
In vergelijking met De twee molens
(cat.nr. 58) is het Molentje nog
pasteuzer geschilderd en losser van
toon. Het enige heldere element in
het werk is het molentje zelf, de
overige onderdelen, zoals de daken
van de huizen, de wandelende vrouw
en het bruin en groen van zandpad
en gewas, lijken op te lossen in de
penseelstreken. Het Molentje oogt als
een snel opgezette studie, waarbij de
schilder ruimschoots met de romige
verf is omgesprongen. De Haagse
School schilders werkten, net als hun
Franse collega’s van de School van
Barbizon, vaak direct naar de natuur.
Hoewel Maris volgens zijn biografen
op latere leeftijd met deze praktijk
brak — Ofschoon Jacob Maris in zijn
jonge jaren allicht buiten studies geschilderd
zal hebben, zoo was het meer zijn
gewoonte om thuis komend zijn indrukken
op het atelier in verf vast te zetten1
— heeft hij het Molentje gezien het
vluchtige karakter waarschijnlijk
toch ter plekke geschilderd.
SK
i Marius 1920, p. 128.
56 Stadsgezicht: Dordrecht,
ca. 1890
Doek, 88,5 x 107 cm.
Rechtsonder J Maris
Particuliere collectie
HERKOMST
Kunsthandel Boussod, Valadon et Cie., Den Haag,
1890 (mogelijk Lijst Tersteeg nr. 20927); Veiling
New York (American Art Association) 16-17 januari
1917, lotnr. 14; Collectie J.H. Clarke, Philadelphia;
Kunsthandel Pieter A. Scheen, Den Haag, 1971;
Veiling New York (Sotheby Parke Bernet)
15 oktober 1976, lotnr. 55; Kunsthandel Ivo
Bouwman, Den Haag.
LITERATUUR
Montens 2000, nr. 49.
Dordrecht, de eerste stad van Holland,
heeft Maris vele malen geïnspireerd.
De kunstenaar geldt als de heront-
dekker, in de negentiende eeuw, van
de pittoreske kwaliteiten van de oude
koopmansstad, die in haar bloeitijd
door Van Goyen (1596-1656) en
Cuyp (1620-1691) vereeuwigd was,
maar die in de tussenliggende tijd
danig in verval was geraakt. Vooral
het silhouet van de Grote Kerk met
zijn imposante stompe toren heeft
Maris dikwijls gebruikt als beeldbepalend
motief. Dit breed opgezette
schilderij toont een gezicht over de
Wolwevershaven naar de Nieuwe
Haven. Het schijnt dat in het centraal
in het doek geplaatste pand het
notariskantoor gevestigd was van
W.H. van Bilderbeek, een groot liefhebber
van de Haagse School en
eigenaar van vele werken van Jacob
Maris. Maar zoals in zoveel andere
werken, nam Maris het ook hier niet
zo nauw met de exacte topografische
gelijkenis.
In de door Tersteeg opgestelde lijst
van Maris’ werken is dit doek vermoedelijk
te identificeren als het
Stadsgezicht uit 1890 dat als nr. 20927
is opgevoerd en dat aan de kunsthandel
E.J. van Wisselingh & Co. verkocht
werd; de maten — 90 x 109 cm.
H komen goed overeen. Een tweede,
even groot Stadsgezicht van een jaar
later, Tersteegs nr. 21152, werd naar
Duitsland verkocht. Nagenoeg
-dezelfde compositie is bekend in een
kleinere, meer schetsmatige versie uit
1890 die zich eertijds in de collectie
van J.H.R. Neervoort van de Poll te
Rijsenburg bevond.1 Het is kenmerkend
voor Maris’ werkwijze dat, in
de kleinere variant, minder imposante
bouwsels de plaats hebben gekregen
die de Dordtse kerktoren in het
grote doek inneemt. Een houtskool-
schets van de situatie werd in 1904
door Bremmer afgebeeld.2
C v T
l i l
1 Doek, 42 x 49 cm. Lijst Tersteeg nr. 21134.
De Bock i902-’03, p. 179; Veiling Amsterdam
(F. Muller & Co.) 29 november 1921, lotnr. 22.
2 Stadsgezicht. Zwart krijt, 455 x 410 mm.
Bremmer 1904, afbeelding op omslag.