
23 Gezicht op Den Haag,
ca. 1875
Doek op paneel, 33 x 26 cm.
Linksonder J. Maris
Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
Inv.nr. 2237
HERKOMST
Collectie W. Palte, Rotterdam; Schenking, 1940.
LITERATUUR
Rotterdam 1940-'41, cat.nr. 22; Ebbinge Wubben
1963, cat.nr. 2237.
Deze weidse, panoramische blik op
Den Haag gezien vanuit het noorden
en de daarboven hangende enorme
wolkenlucht illustreren Maris’ schatplichtigheid
aan zeventiende-eeuwse
collega’s als Jacob van Ruisdael
(1628/29-1682) en Jan van Goyen
(1596-1656). Maris, die er vooral op
uit was de toon en de atmosferische
effecten van het landschap te treffen,
heeft in dit werk met losse toets op
meesterlijke wijze het contrast aangeduid
tussen de kleur en textuur van
de wolken tegenover de groen-brui-
ne aarde. De horizon, met gebouwen
die als pionnen tussen hemel en aarde
staan opgesteld, is enigszins bollend,
waardoor de illusie van ruimte nog
wordt versterkt.
De kunstenaar heeft de architectuur
slechts summier aangeduid; het ging
hem immers niet om de topografische
nauwkeurigheid. Toch zijn de meeste
gebouwen herkenbaar: links is het
torentje van Oude Stadhuis te zien,
daarnaast de hoge toren en het schip
met het verhoogde koor van de
Grote o f St.Jacobskerk. Het stompe
torentje in het midden is waarschijnlijk
de H. Theresia van Avila aan het
Westeinde en de molens zijn vermoedelijk
de vier Westermolens aan
de Noordwest-BinnensingelpyM
Artistieke redenen hebben Maris
misschien de linker-molen wat naar
links doen verplaatsen.
MM
24 Stadsgezicht met koepelkerk,
ca. 1875-'80
Doek, 50,5 x 7 9 cm.
Linksonder J. Maris
Rijksmuseum, Amsterdam
Inv.nr. SK-A-3177
HERKOMST
Collectie C.D. Reicffir, Amsterdam; Legaat
A.E. Reich-Hohwü, 1933.
Ég!ERATUUR
De Bock 1902-'03, p. 130; Steenhoff 1910, p. 364;
Eisler 1913 (2), p. 325; Plasschaert 1920, p. 43;
Jeltes 1924, p. 13; Van Pinxteren 1993, cat.nr. 20.
In een schuin naar rechts aflopende
compositie verschijnt een imaginaire
stad, waar in de voorgrond talrijke
schepen liggen aangemeerd. Net als
in de aquarel Gezicht op een stad
(cat.nr. 45), eveneens uit de collectie
van het Rijksmuseum, is het ónmogelijk
om met zekerheid te zeggen
dat Amsterdam model stond voor dit
werk. In beide werken heeft Maris
een koepel afgebeeld die sterk doet
denken aan die van de Amsterdamse
Lutherse Kerk, maar verder zijn er
te weinig overeenkomsten om van
dezelfde locatie te kunnen spreken.
De schilder stelde immers naar eigen
goeddunken fantasiesteden samen,
aan de hand van eerder gemaakte
schetsen. ‘Als ik ‘t noodig acht, ’ placht
Maris te zeggen, ‘de lange rechte daklijnen
te verbreken, zet ik er een koepeldak
op, vooral waar de lucht of wolkenformatie
zulk een steun vragen.n
SK
i De Bock 1902-^03, p. 98.