
45. Het exterieur van Boussod, Valadon et Cie.
in Den Haag in 1898.
Van Gogh Museum, Amsterdam.
en zoo kloek en artistiek heeft weergegeven, begraven.
Ondertusschen is onze groote kunsthandel in rouw en stalt met
lauwerkrans en bloem in Amsterdam en den Haag zijn beeltenis
en zijn werk voor zijne ramen uit.s De schrijver doelde met
die grote kunsthandel ongetwijfeld op E.J. van Wisselingh
& Co. in Amsterdam en Boussod, Valadon et Cie. (tot
1884 Goupil et Cie.) in Den Haag, firma’s die in hoge
mate hebben bijgedragen aan Maris’ succes op de kunstmarkt
(afb. 45).
Vooral Maris’ exclusieve contract met Goupil en zijn
bijzondere band met de gérant in Den Haag, Hermanus
Gijsbertus Tersteeg, heeft de kunstenaar zakelijk succes
gebracht. In de periode 1862-1900 verhandelde deze firma
niet minder dan 478 schilderijen en 186 werken op papier
van hem.6 Desondanks had dit lucratieve contract, zo wil
de overlevering, ook een keerzijde. Maris zou ooit hebben
verzucht dat hij graag weer zooals vroeger wilde schilderen,
dat wil zeggen vanuit de vrije verbeeldingskracht en zonder
continu te moeten voldoen aan de eisen van de kunstmarkt.
In 1895 was Zilcken van mening dat Maris wellicht
ander werk had gemaakt als hij meer vrijheid in onderwerpkeuze
had gehad.7 Jacobs broer Willem (1844-1910)
gaat in zijn, door Harms Tiepen opgetekende, herinneringen,
zelfs verder door te stellen dat Tersteeg min o f meer
verantwoordelijk was voor zijn dood: Verdomme, wéér
een stad met witte wolken! zuchtte hij wel eens als de kunsthandelaar
hem had verteld dat men die ’t liefst van hem had. Dat
heeft ’m de knauw gegeven.
Vroege contacten
De kunsthandel erkende al vroeg Jacob Maris’ talent. In
juni 1853 ‘ontdekte’ de Haagse kunsthandelaar Augustus
Alexander Weimar hem en zijn jongere broer Matthijs
(1839-1917), zo wil het verhaal, op de stoep van een huis
aan de Groenmarkt, waar Jacob bezig was met het tekenen
van het bordes van het Haagse stadhuis.9 In ruil voor schil-
dersmaterialen en soms een kleine vergoeding, verrichtte
de jongeling in het vervolg kleine werkzaamheden voor
deze handelaar, zoals het kopiëren in waterverf van schilderijen
van bekende Hollandse meesters (zie afb. 16).
Maris leerde derhalve reeds op jonge leeftijd wat het
inhield ‘voor de markt’ te werken.10
Het contact met Weimar was van groot belang voor
Maris’ carrière. Weimar, die zich in 1838 als zelfstandig
kunsthandelaar in de hofstad had gevestigd, was een van
de eerste kunstverkopers in Nederland die trachtte de
verkoop met behulp van publiciteit en een zorgvuldige
presentatie te stimuleren. In 1844 gaf hij het Album van
Hollandsche en Belgische kunstschilders uit, waarin werk was
opgenomen van schilders als Barend Cornelis Koekkoek
(1803-1862), Nicolaas Pieneman (1809-1860), Ary Scheffer
(1795-1858) en Johannes C. Schotel (1787-1838) dat hij
in zijn zaak verhandelde. Rond 1850 had Weimar tevens
de beschikking over een moderne ‘salon’ met ‘licht van
boven’ aan het Nöórdeinde.11 Deze zaak werd door Jacobs
achterneef Thijs Maris omschreven als een zeer deftige zaak,
naar de herinnering van de jonge Marissen heel rijk en statig
ingericht, met veel portières en dikke tapijten, met veel fluweel
46. Jacob Maris, Elegant gezelschap
in zeventiende-eeuws interieur.
Paneel, 30 x 23 cm.
Particuliere collectie.
en veel kwasten [...]. Van alle levende meesters, de beroemden
en de duren, hingen er schilderijen; van Pieneman en Nicaise
de Keijzer, van Schelfhout en Ary Scheffer, van Kruseman en
Moerenhout [. neusje van de zalm voor verzamelaars.12
Weimar introduceerde Maris in het Haagse kunstleven
en zo leerde de jonge schilder de succesvolle zeeschilder