
Noten
Inleiding
Zie Heijbroek & Wouthuysen 1999,
afb. IQ;
Amsterdam 1899; Den Haag 1899; Veth
1899; Veth 1900; De Bock i'902-’03.
Van Gelder 193 5—*36; De Gruyter 1965;
De Leeuw, Sillevis & Dumas 1983;
De Raad & Van Zadelhoff 1991.
Marius 1899 (1), p. 3.
Ch. van Wijk (1875-1917), Monument voor
de gebroeders Maris, 1916. Steen, brons en
graniet, h. 423 cm. Camegielaan, Den
Haag. Voor de Jacob Maris Stichting, zie
Simon Maris Archief, Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie, Den Haag.
Onderzoek van het Instituut Collectie
Nederland in samenwerking met enkele
musea naar de nadonkering van negentien-
de-eeuwse schilderijen. Zie het artikel van
Yvonne van Eekelen in deze publicatie.
Een geboren schilder
Sandra Kisters
Veth 1899 (1), p. 258.
Het asthma begon hem te kwellen en maakte
het hem, vooral in verband met zijn corpulentie,
steeds lastiger. Maris werd hoé langer hoe meer
atelier-vast en hij leed zichtbaar onder zijn
gemis aan opgewektheid om te werken, De
Bock i902-’03, p. 172. Maris gebruikte
homeopathische middelen om de klachten
te verlichten. O p doktersadvies ging hij
met zijn vrouw en oudste zoon naar
Karlsbad, waar hij, na een korte blindheid
waarvan hij nog herstelde, op 7 augustus
niet door zijn vrouw gewekt kon worden,
even bijkwam en overleed, De Bock
i902-’03, p. 180. Voor de overlijdensberichten:
collectie schildersbrieven,
Jacob Maris, Gemeentearchief, Den Haag,
inv.nr. OV2
Archief schilderkunstig genootschap Pulchri
Studio, Gemeentearchief, Den Haag,
inv.nr. 347, jaarverslag i 898-’99, p. 3.
Op de voorkant van dit speciale nummer
stond een voor de gelegenheid zwart
omrande lithografie afgebeeld van Maris
aan het werk, door Jan Veth. Een afdruk
hiervan was ook in het bezit van Maris,
getuige de lijst die door Tersteeg werd
opgesteld voor de nalatenschap; zie Taxatie
1899.
De Bock i902-’03, colofon, noemt de tentoonstelling
in Pulchri Studio, die eerst
werd gehouden, gevolgd door de ereten-
toonstelling in Arti, die nog vollediger was,
omdat hier ook aquarellen van Maris waren
opgenomen. Met 6.981 bezoekers was de
tentoonstelling Werken van wijlen Jacob Maris
in 1899 de drukst bezochte tentoonstelling,
Stolwijk 1998, p. 167, noot 22.
6 Brief van het comité van Pulchri Studio
aan de leden waarin om een bijdrage van
minimaal f 2,50 en maximaal f 10,- wordt
gevraagd voor de kosten van het maken
en plaatsen van het gedenkteken. Collectié
schildersbrieven, Jacob Maris, Gemeentearchief,
Den Haag, inv.nr. OV2.
7 Uitnodigingskaart voor de onthulling van
het grafmonument op 20 oktober 1899.
Collectie schildersbrieven, Jacob Maris,
Gemeentearchief, Den Haag, inv.nr. OV2.
8 Naast Veth 1899 (1-4) en De Bock 1902-
’03 verschenen onder meer: Marius 1899
(3), Veth 1902 (1) en Croal Thomson 1907.
9 Kasboekje J. Maris, 17 nov. 1892. Brief van
H.G. Tersteeg namens Boussod Valadon
et Cie. aanj. Maris d.d. 1 december 1892,
waaruit opmerkelijk genoeg blijkt dat
Tersteeg de belegging voor Maris beheerde,
Nalatenschap Jacob Maris, d.d. 10 ókt.
1899 en Bij Tersteeg in bewaring d.d. 7 aug.
1899, waar een som van 31.485 gulden in
kas is. Collectie Maris, Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie, Den Haag.
10 De relatie tussen Jacob Maris en kunsthandel
Goupil et Cie. wordt in deze publicatie
verder toegelicht in het artikel van Chris
Stolwijk.
11 Boon 1999, p. 15.
12 De lijsten van Tersteeg bevinden zich
in het Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
13 Ook in schilderijen van anderen heeft Maris
vaak gewerkt, trouwens hij niet alleen, ook
Bosboom, Mauve en Willem Maris vond men
meermalen bereid om op dit gebied broederdien-
sten te bewijzen aan collega's, die een steuntje
behoefden. Jacob was hierin niet de minst vrijgevige,
De Bock i902-’03, p. 140.
14 De Bock i902-’03, p. 122. Het werd door
Tersteeg ook wel het zweetkamertje genoemd,
Boon 1999, p. 23.
15 De Bock i902-’03, p. 73.
16 Brief van H.G. Tersteeg aan A. Neuhuys
d.d. 13 maart 1895, Fondation Custodia,
Parijs, inv.nr. 1975 A-29.
17 Brief van H.G. Tersteeg aan A. Neuhuys
d.d. 21 februari 1899, Fondation Custodia,
Parijs, inv.nr. 1975 A-45.
18 Brief van H.G. Tersteeg aan A. Neuhuys
d.d. 24 februari 1899, Fondation Custodia,
Parijs, inv.nr. 1975 A-46.
19 Bevolkingsregister Gemeente Den Haag
i 86i - ’79, fiche 1.218, deel 37, blad 254,
Gemeentearchief, De Haag.
20 Grootvader Maresg zou uit Oostenrijk
afkomstig zijn, Veth 1914 (1), pp. 125-26.
O ok wordt wel vermeld dat de familie uit
Praag kwam, De Raad & Van Zadelhoff
1991, p. 11. Dat Marris kan heel goed zijn,
op het stadhuis is het zoo aangeschreven. Ze
noemde ons Maris, ik dacht het een improve-
ment, ik had er niks op tegen, dat Marris
klinkt zo positive, Brief van M. Maris aan
A. Plasschaert d.d. 1904, Collectie Maris,
Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
21 Bevolkingsregister Gemeente Den Haag
i 8ö i- ’79> fiche 1.218, deel 37, blad 254,
Gemeentearchief, Den Haag.
22 Stolwijk 1998, p. 295.
23 De Bock i902-’ö3, p. 10.
24 Veth 1914 (1), p. 126.
25 De Gruyter I9óS-’69, deel 2, p. 23.
26 Brief van C. van Osenbruggen aanJ.B.
Weenink d.d. 31 augustus 1848. Zijne
ouders zijn behoeftige menschen, ten minste
zoo weinig in staat om hun kind het noodige
onderwijs in het teekenen te doen geven, dat
men mij aangezocht heeft om iets voor hem te *
doen. Daar ik bekend was met Uwe kennis ter
beoordeeling van proeven in het vak der teeken-
kunst als mede voornamelijk met uwe welwillendheid,
wist ik mij tot niemand beter te
wenden dan tot U [,..], Fondation Custodia,
Parijs, inv.nr. 6098.
27 Plasschaert beschrijft dat meester Siepkens
van de stadsschool naar Stroebel ging met
het verzoek om Jacob op zijn atelier te
nemen, Plasschaert 1920, p. 18.
28 Veth 1914 (1), p. 127, Zilcken 1893,
p. 58 en De Bock i902-‘03, p. 10.
29 Veth 1899 (4)» P- 411.
30 De precieze aanvangsdatum is nog niet
vastgesteld, de archieven van de Haagsche
Teekenacademie bevinden zich sinds kort
in het Gemeentemuseum, Den Haag, maar
zijn vooralsnog niet geïnventariseerd.
31 Boon 1999, p.15. Weimar liet de gebroeders
Maris kopieën maken in waterverf naar
schilderijen van Schelfhout, Waldorp enz.,
waarvoor ze als beloning tekenmateriaal
kregen o f een enkele keer wat geld.
32 De Bock 1902-’03, p. 9.
33 Veth 1899 (4), p. 411.
34 Een kopie naar B .C . Koekkoek bevindt
zich in het Rijksprentenkabinet,
Rijksmuseum, Amsterdam, inv.nr. R P -T -
1981-3-
35 De Bock I902- ’o3, p. 14.
36 Van Hove vertrok naar Antwerpen, omdat,
zooals het délicaat werd uitgedrukt, Huib door
redenen van oekonomischen aard beter deed met
verhuizen, Plasschaert 1920, p. 19.
37 De Bodt 1995, p. 18.
38 De Bodt geeft een opsomming van
Nederlandse leerlingen van de Koninklijke
Academie voor Schone Kunsten te
Antwerpen i850-’87, De Bodt 1995,
p. 258.
39 Willem de Zwart (1862-1931) geldt als
zijn enige officiële leerling. Frappant is dat
Maris zelf juist erg beïnvloed werd door
leermeesters, De Bock I902-’03, pp. 18,
106 en 113.
40 Matthijs Maris kreeg een subsidie van 500
francs van Koningin Sophie, De Bock
i902-’03, p. 17. Mogelijk had Jacob een
soortgelijke subsidie ontvangen toen hij
naar Antwerpen ging, Haverkorn van
Rijsewijk 1918 (1), p. 36. Volgens De
Boek ontstond er wrijving tussen Van
Hove en Maris, omdat ze geen van beiden
goede afzet voor hun werk konden vinden
en Maris kost en inwoning aan Van Hove
moest betalen, De Bock 1902-03. p. 14.
Veth schreef echter dat Maris een kamer
huurde bij een hospita, tegenover de
woning van Van Hove aan de Congresen
Constitutiestraten, Veth 1914 (1),
p. 132.
41 Veth 1914 (1), pi J38.
42 Veth heeft Tersteeg ooit horen zeggen dat
Maris daarvoor ook ‘Bijbelse sujetten’ schilderde,
Veth 1914 (i), p. 134.
43 Archief Pulchri Studio, Naamlijst der
leden, inv.nr. 229, Gemeentearchief,
Den Haag.
44 Jacob deelde eerst een atelier met Swijser
boven koffiehuis ‘Les quatre nations’ , met
Sierig betrok hij in 1857 een atelier boven
Café Belvedère op de Kleine Groenmarkt
en met Matthijs deelde hij een atelier in
de Kazernestraat vanaf 1859, Veth 1914 (1),
pp. 138-39.
45 Z e kregen de opdracht door bemiddeling
van J.A. de Ranitz, privé-secretaris van de
prinses, Hefting 1981, p. 39. Jacob kopieerde
Frederik Hendrik en Matthijs Amalia
van Solms, door Van Honthorst, De Bock
i902-’03, p. 25. Volgens Hefting maakten
ze later nog meer portretten, Hefting 1981,
p. 39-
46 De Bock i902-’03, p. 26.
47 De route werd beschreven op basis van een
schetsboek waarvan de huidige verblijfplaats
onbekend is. De Bock vermeldt dat Maris
veel van zijn vroege schetsboeken heeft
weggegeven aan jonge kunstenaars, De
Bock i902-’03, p. 154.
48 Veth 1914 (1), pp. 138-39-
49 Thijs Maris (1910-1955), de kleinzoon van
Jacobs broer Willem, werd in 1946 door een
toeval op de aquarellen opmerkzaam gemaakt.
Hij correspondeerde vervolgens met de 65-jarige
eigenaresse in Lausanne, Boon 1999, p. 24,
noot 6. Deze 65-jarige vrouw zou de
dochter zijn van Jacobs geliefde, collectie
Simon Maris en familie, Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie, Den Haag,
inv.nr. 246.
50 Brief van M. Maris aan de heer Maas, d.d.
II april 1905, collectie Simon Maris en
familie, Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag, inv.nr. 246.
51 De Bock I902-’o3, p. 26.
52 Veth 1914 (1), p. 148.
53 Volgens Veth bestonden er voor 1863
geen registers van inschrijvingen aan de
Haagsche Teekenacademie, Veth 1914 (1),
p. 146.
54 Pulchri Studio was van i 86i - ’87 gevestigd
aan het H ofje van N ieuw k oop, Sillevis
1997, P- 15-
55 Archief Pulchri Studio, Gemeentearchief,
Den Haag, inv.nr. 229.
56 De Bock i902-’03, p. 30..
57 Plasschaert 1920, pp. 23 en 57 en Zilcken
1893, p. 61.
58 De Raad & Van ZadelhofF 1991, p. 23.
59 Veth 1900 (2), p. 27 en Veth 1914 (1),
p. 155.
60 Loos 2002, pp. 136-39.
61 V olgens B oon stapte Maris rond 1860 over
van W eim ar naar G oupil, B oon 1999.
pp. 16-17.
62 Zijn zaak in Den Haag werd in 1861 een
filiaal van Goupil, waar Tersteeg vanaf
1867 chef was, Boon 1999, p. 17.
63 Zie het artikel van Marjan van Heteren in
deze publicatie.
64 Kaemmerer was getuige bij het huwelijk,
De Bock ï902-’03, p. 41. Geboorteakte
Guillaume Maris d.d. 23 april 1868, Table
d’État Civil, Actes des naissances, nr. 1396,
Archives de Paris.
65. Overlijdensakte Guillaume Maris d.d. 31
maart 1869, agé de onze mois, né <3 Paris,
décédé hier d quatre Iieures du matin, Table
d’État Civil, Actes des décès, nr. 738,
Archives de Paris. Geboorteakte Henriëtte
Maris d.d. 10 mei 1869, Table d’État Civil,
Actes des naissances, nr. 1586, Archives de
Paris.
66 De Bock i902-’03, p. 41.
67 Geboorteakte van Cathérine d.d, 26 maart
1870 en van Anna d.d. 21 juni 1871, Table
d’État Civil, Actes des naissances, nrs. 1829
en 1851. Matthijs is zowel bij Cathérine als
Anna een van de getuigen bij de geboorte-
aangifte.
68 In Parijs is er wel nog een speciaal aan
deze kunstenaar gewijd museum, het
Musée Hébert, Rue du Cherche-Midi 85.
69 Volgens Veth had Maris thuis een reproductie
van dit werk hangen en had hij
hem zelf verteld dat dit werk een keerpunt
voor hem was, Veth 1914 (1), p. 169.
70 Boon 1999, p. 20.
71 Zie onder meer Eisler 1913 (1), pp. 27, 32
en 39.
72 Brief van anoniem (een archivaris?) aan
H.F.W. Jeltes d.d. 18 maart 1919, Jacob
Maris en zijn vrouw hebben achtereenvolgens
gewoond: Bazarstraat ic, haan van Meerder-
voort 82, Laan van Meerdervoort 125, Javastraat
209, Javastraat 18, Nassau Ouwerkerkstraat 8
(weduwe). Hij geeft in de brief ook aan dat
de data van verhuizing niet zijn aangetekend
bij het bevolkingsregister, Collectie
Maris, map Jacob Maris, aantekeningen
over Jacob Maris in het Veth-archief,
Rijksbureau voor Kunsthistorische
Documentatie, Den Haag.
73 Bevolkingsregister gemeente Den Haag
periode i 88o- ‘95, fiche 2.545, deel 65,
blad 93, Gemeentearchief, Den Haag.
74 De Raad & Van ZadelhofF 1991, p. 14-
75 Zijn werkzaamheden voor de Nederlandse
inzending voor de Wereldtentoonstelling
in 1900 werden na zijn dood door Willem
Maris overgenomen. Archief Pulchri
Studio, Gemeentearchief, Den Haag,
inv.nrs. 157 en 347, jaarverslagen van
i 897-’98 en 1898-99-
76 De oprichters waren naast Jacob Maris:
Blommers, Bosboom, Israëls, Mesdag,
Willem Maris en Mauve, Stolwijk 1998,
p. 107.
77 Archief Hollandsche Teeken-Maatschappij,
Gemeentearchief, Den Haag, inv.nrs. 1 en
78 De Bock i902-’03, pp. 146-53- Deze avonden
dienden vaak ter geldinzameling voor
het weduwen- en wezenfonds van Pulchri
voor de nabestaanden van werkende leden,
Sillevis 1997, p. 16.
79 Briefkaart van J. Maris aan Ph. Zilcken d.d.
3 nov. 1892: Amice! Daar de billard wedstrijd
in Pulchri toch zaterdag avond plaats heeft, moet
ik tot mijn groote spijt voor de deelneming aan
het diner den heer Paul Verlaine aangeboden
bedanken. Na vriendschappelijke groeten Uw
Dw.J. Maris, Heijbroek 1985, pp. 51 en
57-
80 De Bock i902-’03, p. 149
81 Stolwijk 1998, p. 218, noot 103. Stolwijk
rekent Maris samen met Mesdag en Israëls
tot de ‘grootverdieners’ van de Haagse
kunstschilders, Stolwijk 1998, p. 238. In
de verkoopboeken van Goupil periode
1873- 99 is Maris de best verkopende
kunstenaar, Stolwijk 1998, p. 211, tabel 12.
Voor de omstandigheden van de weduwe
Maris, zie E.G.C. 1900, p. mi: We leam
with regret and surprise that the family are left
in rather straitened circumstances. Een mogelijke
verklaring is dat de weduwe niet over
voldoende liquide middelen kon beschikken.
82 Stolwijk 1998, pp. 165 en 175 en Brieven