
merkt door de Haagse kunsthandelaar Augustus Alexander
Weimaiv’1 Via hem kwam Jacob in contact met zeeschilder
Louis Meijer (1809-1866), die hem op zijn beurt in
1852 bij Huib van Hove (1814-1864), de voormalige
leermeester van Stroebel, aanbeval.32 Van Hove werkte
in de Regentenkamer van het Hofje van Nieuwkoop aan
de Prinsegracht, waar later Pulchri Studio zou worden
gevestigd, en maakte zogenaamde ‘doorkijkjes’ in de
manier van De Hooch (afb. 15). Volgens Veth gebruikte
Van Hove de jonge kunstenaar vooral om doeken voor
hem te prepareren en studies op te zetten, maar gezien
de werken die Maris in die tijd maakte, heeft hij ook veel
van hem geleerd.33 Jacob maakte ook kopieën naar eigentijdse
meesters, zoals Wouter Verschuur (1812-1874) en
Barend Cornelis Koekkoek (1803-1862), die vermoedelijk
voor de handel waren bestemd (afb. 16).3-1
Toen Van Hove in 1854 naar Antwerpen vertrok, ging
Jacob met hem mee.35 Waarschijnlijk ging Van Hove vanwege
belastingschulden naar België, maar het gunstige
artistieke klimaat zal ook hebben meegespeeld.36 Vooral
de steden Antwerpen en Brussel hadden een grote aantrekkingskracht
op Nederlandse kunstenaars in de negentiende
eeuw. Een voor de hand liggende reden daarvoor
kan zijn geweest dat het onderwijs aan de Belgische academies
gratis was, maar daarnaast genoot de Antwerpse
academie een grote internationale reputatie op het gebied
van de historieschilderkunst en lag Antwerpen geografisch
gezien gunstig ten opzichte van Den Haag.37
Jacob startte met lessen aan de Antwerpse Academie
onder Nicaise de Keyser (1813-1887) en Joseph van Lerius
(1823-1876). Hij volgde in 1854 het vak ‘Antieken’ en
in 1855 de vakken ‘Figuren’ en ‘Antieken’.38 Hij was zeer
positief over het onderwijs op de academie en zou later
in zijn leven liever geen leerlingen hebben, omdat hij volgens
De Bock van mening was dat men aan een academie
beter onderwijs kreeg en omdat hij bovendien bang was
dat een leerling te veel onder zijn invloed zou komen.39
Toch was het gebruikelijk dat een kunstenaar zijn
<14. Johannes Anthonie Balthasar Stroebel
(1821-1905), Het atelier van een zeventiende-
eeuwse Hollandse schilder, 1862.
Doek, 78 x 65,5 cm.
Museum Jan Cunen, Oss.
15. Hubertus van Hove (1814-1864), De breister.
Paneel, 38,5 x 29,5 cm.
Teylers Museum, Haarlem.