DE WI E L EWA A L
O BI ■ ■ ALBULA.
En bestaak- in Europa slechts <ë:éhe.-'soort van dtèb; geslacht* Oriölus. Het vader-
landt der Wielewalen in het algemeen is Indië en de> eilanden van den IndiSchen-
'Archipel;' In Afrika komen eenige «soorten' vdp'tó dóch, in verhouding tot de ver*
schillende in Indië levende Wielewalen, is hun aantal daàr’<zèëi' gering. Deze vogëié1
hebben zeer kennelijke'-vormen en zijn‘dan ookhWsëHboh eenige soorten min of
meer tot’ andere vogelgeslachten schijnen over te hellen- toch gemakkelijk genoeg
daarvan te onderscheiden. De Wielewalen kunnen het "best ; 'vë:rgèlèkén worden met'
i1 Spreeuwen ; doch hun bek is'Wëel krachtiger en hun voetwortel korter. In vele
opzigten komen zij de Lijsters nabij, van welke zij echter weder’Verschilleh door
hun korten - vöetwortel en langere vleugela^waardoof-zij eehigzin's de Pestvogels
(JhnpeKs) naderen. Men kan dus. de Wielewalen hésóhouwën als spreeuwachtigë
V o g ë l s e c h t e r , wegens eènigé* eigenaardige, van'de Spreeuwen verschillende
-vormen',‘-‘een op zich zelf staand “ge^fâ’hht uitftiaken.
■ Bij alle bekende soorten is de kleur geel-óf’‘g^Ö'ènachtig geel en zwart Zij-ver-
' schillen onderling Weinig in gróótte;' de kleinste'soorten zijn iéts minder .zwaar
dan de Gewone Spreeuw, terwijl* de grootste naauwelijksf^de Zwarte Lijster overtreffen.
* Onze-Wièlewaal-beloont het gematigde*jEuropa, en' verlaat dit nâ den broeitijd,
óm in het ïf oorden en NoordoostenEan Afrika t e ’ overwinteren. Hij kómt
ons omstreeks het "einde van April bezoeken, en verlaat óns weder tegen het einde
$Ka Augustus; öC het begin van SsjgtemBër. In boschrijke streken is hij mher algemeen
dan bij ons, hoeWÓl hij daarom in 'Réderland nog volstrekt niet tot de
îZëldzaamhedesn behoort. Bijna overal draagt hij'e$n{met zijn stemgeluid strookem-
den? naam. In sommige Streken, Wan Frankrijk'héét hij behalvè -Loriot ook Métle