HET M I J T E R T JE.
FRINGILLA M()g*rtP>}I.:
i^vHet, iFri].téï tjc.,'- Barmsijsje, door
de|nieu\%ei<■^)Tmfholó^i‘ü> ondfei^'dé ^ /onlhi), Hét-broeit in Noordelijk
fiurqp i oh;*m ^.fiblkirid (‘rMcrlanil
^ if ie t manne'tje ds^o^ hetj qlifte gezigt met j||an 'h e t * jCTe onderscheiden.
Hï‘t kcnnicik^dti s e k s e t i^ jd ^ ï a n n d y l a t cbi| dé,^ ^ n n e t|e s de^tuitveêren licht
'karhióïijrirptHl^ijnh ^ Jg o n v '^V iiS ^ la t -zij. liet p |^ e r la te n > zijn de jongen aan
h e t wfeiégelijk, doil^bkinkoi en; düidqlijkers gciftreeift. \
? "'Déze^dg'ëHj.Ós' hropijen bij in > bergachtige ’streken, waar veel
h e l e r s , vobkq^en. “•'Kunne ^fiëste^liggén ,m < ^ ta k |l|( g aan déd booih, op de
S o rh Yah\ i n d ik k e n ' ‘taSnahio^deh n stam .ï^ ö p -jlu n n e takjes onder ^ b l a deren'
vci^cdioiewAls, böuwstoftenhA ooi*f hun ' nest }^dat veek;overhenkomst heeft
ïp e t d a tlW \ 4 asmusch zij plantendraden, endoor het
binnenwerk paardenhaar ? é ri^& e n .. a j^ d e i j e n tiVeepiaal, ren elk broeisel bevat
£ zë& grijsachtig witte eüferen, van eenige jpfote brninachtige en eenige
kleine. bruinachtigJ grijze J I e k k e |i^ o ^ i e i |E '^ n als bij de Barmsijsjes het geval is,
Vliegen oök^vanjezè^o^hoort do jongen, n |d a |zij het nest verlaten hebben, nog
'eenigen^iijd mêft, de ouden mede, terwijt |M van het laatste broeisel te gelijk
met de ouden wegtrekken.
In het najaar', ogf-den trek, ^zoeken zij in ^ r ij .grooten getale ons land;
evenwel* zijn zij hier ^è^'zdo 'algemeen, als | | g Barmsijsjes. Zij komen gelijktijdig
met en in het gezelschap van;; deze vogeltjes, tot ons over, en velen blijven den
geheelen winter in ontlan d , hetgeen men van de Barmsijsjes minder waarneemt.
De- voorwerpen, die hier overwinteren, leven gewoonlijk alleen of bij kleine
troepjes, en trekken in Maart naar het Noorden terug.