der Zangéx&b'ehooreirde'; nür eens 'onder cjezen, dajn^wédfepmilder. genen weten-
^schappelijken naaxn worden1 aangetroffen.|f|ommige natumkmuJui u Ij m Imu ven
eenige%öëftëii als. ann'de|§Mht'e'gM' verwant, en noemen dit gcGapbt’ Lusaola,
>wka,fe$an -dèÉMchtegaal dènr‘-grondvorm uitmaakt. J^er^utdei'geshohten der £>/h'iop
zijn, volgens p |ü |^ ^ r :Sdh.iëgd, dfe volgende: die dep^Grasmius^chcn^ iyj<naj< der
'Boschzan’gers '^iceSkVa),,; dér Nplitegaatachtige
Zanger,s "(puseM).ïlri zijn werk „Bë Vfqgels-' van Nederland’' heeft, echter denbeer
S. gzèérf verschillende#vórmen van ’vogels;, onder^hepaalde, groepen^gebragt; b. t.,
de Grasmusch, evemëals den'Tuinzanger en'Zwartkop, tot hetmge slacht
'd o 0 , defjtweerlaatstgenoemden doori -hun 'vorm .aanmerkelijk- van’ dS
Gfasmusscheit, en'welke laatste weder, met ,e,en aantal uitheemsche soorten, tót een
geheel 'o p rzicli'zelf staand -geslacht behoorea Be Tuin- of ■ Hofzanger én dfe
Zwartkop zijn Sylviae, maar de Grasmupcb is .het met. Iri hetzelfde werk staan
ook het .Gekraagde èn het .Gewone Róodstaaïtje^ aife^achltegaaladitigfeVogels-,ier-
meld, lEoewebde- Rqpdsfaartjes van den NnchtegaaA in vorm, geheel verschilled en,,
met eönige üttheemschè soorten, het-geslacht Rutidlla-mimakem.
v öok, dfe Nachtegaal wordt alzöo in de wetenschap metwêrgc^illende namen t e t p A
peld, als:.Lu$eiola hisdnia, Lrndnia lusóima,, Philamelit Imdnica,.Erithams lusdnia,
enz. DeJPuitsche Nachtegaal (Syltfia pkUomelayMsx met -den onzen, Aoor zijn afgerond
den staart een nieuw opdergfeslacht kunnen vornten^ ©©Matheid© sefer-tqnifn’gedaante
veek overeenkomst hebben en-zich door hunne krachtige pp®t@n\van alle andere Zangers
onderscheiden. Eigenlijk bestaat " e r onder -de^SylvMe^öiè ^ e ^ j e r tfer lande vear-
tooneii, niet ééne soort, welke men, wat vorm en levenswijze beb%ft, alg aan den
Nachtegaal gelijk ban beschouwen. De naam ^Nacbtegaakehtige ..Z a n g e ^ i ^oift1
het ondergeslacbt’-LtwmlO', is. ook niet jMstsftó^ ijoenien,, Nachtegaal
op de eigenaardige levenswijze van dezen vogel zifet, terwijl de anderejofer|èm
meer dagvogels en geen nachtelijke Zangers zijn. ;
Er bestaat bij den Nachtegaal geen uiterlijk verschil tusschem de sekse®; zelfs
‘,<fe geoefendste kemienkan hen op het oog niet onderscheiden. Er is slechts réén
middel, -óm ,hij dievende voorwerpen te.weten, welke de mannetjes-izijn: namelijk
:als 111611 ze hoort zingen. Indien men echter in de eerste helft dan April een Xachte-
gaah-aUeen ziel, is het-bijna zeker een mannelijk individu; vawilt bbrftén
gewoonlijk eerst acht a twaalf dagen later. Ziel men ih" den voorzomer een paar
hij eltender, en hééft' men-^elegenheid, het eemgen tijd gade te slaan, dan kanmeh
gemakkelijk aan de volgende bijzonderheden het mannfetje onderscheiden: hij
steeds meer in bewégihg^vliegt^ hu eens vó'ór, dan weêr achter het wijQe, dat
■d'an t mfeestal stil opAeen? takje zit.^Zjfet men, van twee bij elkander zijnde voorwerpen.
hfefêééheigercgcld vooruitgaan, en ..het' tweede haastig volgen en, als het
dn 'de nahijlmd van hi I (oi^le gckomt-n is-m e t de vleugels slaan en den staart
uiteprêrdenv'damkfetf men er *v$èl zeker van zijn, dat-het laatste een mannelje, het
perste éteAiA fij e- *" •
,*'V.^t^'oèitijd:^duuFt’ v'aik'. Mei**t0Ï> Julij. Elk paar..broeit gewoonlijk tweemaal.
vijf, het iwèëdfejfejdën meer dan vier eijeren. Het
incM=~lfgrmetatal-‘in lage ’heesteTs,^die'*insdc M.haduw van, groote hoornen staan;
^xllVook^ ligt--het tnéschfen-'dfe fenne^akjèsjy édie'-zich bij den wortel van hooge
^Bböüieö'^vlnden, m Bom hje«. hakligp vooial^daL VJan, cscchtn, ligt het wel eens
tg’eheel fep' demgiond, maat Lfeohtnlhjduiu^LhLn'hèl^gi^Deh verborgen. Het is éèer
é'enVbtffidig heW‘erktlil;*ï'aitwendig uitAkngA ’droog’. gr as, enpefene menigte verdorde
3ï6lfj.idjf'sV'jn\\endïg%üiP;tee54 of paarifenhaar^la^mge&teld.iJDèf eijeren verschillen
^ ^ !l^ ens.*hf ddêunjfdé- hïfeésË£lzijn''licht- olijfgroen,’- maar^men treft er ook geheel
bruine aan; -géwoonjijk zijn>ze édnkletfrTg,'1 doch^'®n#’Oék‘ 'duidelijk gespikkeld.
' Efet-'-mannetjè verwijderft'ziefezhtdfetf'V'êr^vèn <hèt 'nest, doch schijnt aan-hét
-hroeijen' 'gèfen deel* te, netoehl Bfe^jièhgeh gorden-met wormpjes,•‘rupsjes en spin-
neifëïïj^le^é&^lfegem' den .tijë'^da1K{zij hetsrneStikhiineh .vérlateh, zijn zij licht
^jfeauw ven-over Bot gehéele" Jigfehaaïïr döhkef', gevlekt, doch zijn hunne staart-
pëhfleh -teeds * rotM\ Zij hebben tópèhHén V§el; overéénkomst met de jongen van
Ml# -Gekïaagde GOodstaartje fp g phoenimrus), ■ die echter minder1 krachtige pooten
'en de twee, nuddhlètfe! staartpöhnen donker hebben. *
' Het 'f mannelje ^zingt van April -tot hfetitlfde van Julij ..'Niettegenstaande zijn
'Aiaam' vad^lfaehtegaal5, hoort men hemWgelijk we hiervoren reeds aanstipten, toch
-pök-: dikwijls feij^ dagy vooral Wanneer het mijfje-zit*te broeijen,' en dan zingt hij
ook hel fraaist;'"1® dén paartijd daarenfegefr hplqrt men hem. zelden anders dan
’s nkcfefes en het indrukweldïëïxdst isi.hetj hem bïjbmaüeschijn- en helder weder te
bfefeffen zingent Niet alléi mannetjeS'lfelMfefe zingen e\^emfraai, dets dat waarschijnlijk
aan*'.hfet verschil van leeftijd dft woonplaats,is^taerde schrijven. Ook wil men, dat
de>t|iéchtegaal éérst dèn zijn geluid tfen:wóllé -lakt'hooretó;' -wanneer -er mededin-
'gers'' in de. nabijheid' zijn, }fen dan ook, zoo lang hij alléén .op’eene bepaalde
plaats-'Vérkeext,- sleöhte 'een géleelte van', zijn repertorium ten beste geeft. Zooveel