DE BOOMKLEYER.
SITTA CAESIA,
De Booraklever of Spêchtmees >staat, wat bewegingen, levenswijze , en stemge-
'Jüid ‘b'etreft^'iüJscHen de Mer4jfimwjl»n {.Specht in, of, anders gezegd, hij heeft even-
jeer»vaii's dent eiinu, Mé' vau denèandèr^ens is toch ,een' op zich zelf staande vogel
Dr. A.^Es Brehm, diefde voghfimej|ÉéeSe'; zoo bewonderenswaardige juistheid heeft
ïga~deg«e>lageh en'beschreven, maakt de opmerking: »flaiSfle Boomkleyer juist den
Specht en de Mees in zifeh vereeriigt” ■, waarom hij: hem dan-dok* < Spechtmees heeft
genoemd.
De naam Boom klëylfMisy:-ontleëhd aan dè,gewoonte van dezen vogel, om de
gaten1 en holen, waarin hij nestelt,- met klei-of mestyzpodanig toe te kleven of
te öêtselen, dat edl'^lfechts^fe'^H opening »overhlijft, juist groot genoeg om
het br&Éftjende paar tot in- Mp uitgang t e ’dienen. Sommigen daarentegen willen
dieh naam d&drvan afgeleid hebben, dat deze Yögptde gewoonte zouhebben, zich
met-- de-fopten aan de. stammen vast te .héchten^.om in eene hangende houding
te kunnen-slapen. Die naamsafleiding zou ecJiterireedSj op zich zelf vrij gebrekkig
zijn; maar daarenboven- is de bewering, dat de Boomkleyer gewoon zou zijn ham
.gende te slapen, geheel Onjuist. Wel doen dit soms deBöomkruipers (Certhia), en
daaraan is ’rmisschien toe tej^chrijven, dat men bij vergissing deze eigenschap
ook aan dé^Spèchtmees heeft toegekend. .
Boomklevers vormen een zeer kennelijk vogelgeslacht, waartoe slechts weinige
soorten behooren, die daarenboven, in kleur en grootte, al zeer wel met elkaêr
overeenkomen, zoodat de eene soort;slechts eene modificatie van de andere is,
waarbij nog komt, dat meestal verschillende plaatselijke variëteiten als zelfstandige
poorten worden aangemerkt. Sitta Europae b. v.j die het Oosten van Europa bewoont,
verschilt zeer weinig van de hief te lande levende; evenzpo komen S. syriaca en