DE NACHTEGAAL.
mmmmm mÊÊÊmÊmm
H mi alle iindêft,*'$feaaii hiji&zioti'<.-'VerlÖ.e>nl om zijn fraaijen
aing ^Iji tfoomil Wit todi lïrijMtè In nn ooft /ondoi 'door zijrif* helt lijke tonnen' ge-1
Steolfcn. -noukm9 Nipt nTMiijn it vi-1 u. m tlt goh ^enhenh' waren,“
Imcei \.in,n.fT)i|!flkenm» nu f£h( m'le öiajvcn^cT^i^shi t a tTwopdert men
ei zit h o vol , dal di m \tinikl3di|hf /mgM^slf£nU^Vni>'R nu \ogd is-) wiens
ds.luii<en nog rnlVoudiiui d inr diO'on/i i* Hue-nur-i h /i|n.
Sf* ile naam Na%i,t^faak is< zófifbn^tvvijfi I h(q,i lt id ,\anj /ïjui gewoonte om vooral
jfeiach'l s %tc' zingfeh. 'Meri hooft* h^Érêejïtert ook bij> dag op plèkjes waar stilte
ffieerscht ep- 'waar zijn ^gi^a.tfg/nielf'ondé'r' dat, yan-nMere^v-oltjs-Verloren gaat. Dan
tfSuielèeil^hij, dl&«\i*üi’(i!’t, heb liw J S ) ^ ie n r aanstaandbjfc.hacht, en schijnt dat in
te' *fud< ion" üi| herhaalt date dikwijls èfinni en sóms '-een .fgehèel aeeoord;
zijne toonen worden^alh nc1, Iki,n htigtr .t n*'hn tsfrmlelijkfh doch op eens zwijgt
fh ij^ e rla a t“Hjn$%itplaaïts; en vliegt naat,den om>.een'1 worm j|j^te pikken,
tien hij daar juist in hej "Éog^flg.; 'zonder > dien had hij doorgezongen.
#aajfwelijks échter^heeft hijoeenigzins mpzijné ^figdnamelgjje behoefte’voorzien, of
hij pkeert -naar zijne z i t p l a a t s o z i j n ; . l i e d leVfervolgen: ^Gedurende het
warmste gedeelte-van .den dag sluimert hij;, hij alaapti'^chtèr weinig, behalve in den
nanacht, als'’^ hij^Mchia%oède- “gezongen heelt Zjjn'5 geVoü^ Rusttijd duurt van
middernacht Ü;ÓV denJ ochtendstond,pen jceds ^in den uoegen ochtend kruipt hij
weêr i%-jhe|i - lage hout,yöitf voedsel, te ’’zoeken. *
De1 Nachtegaal behoort tot de/ffekvogols,- en bezoekt ons van half April tot half
September. Het is de' grootste soort van het geslacht dér Zangers (Sylvia), hetwelk door
"dejatere natuurkundigen in tal van Jnieüp«efgesla'chteU,gesplitst is, 'maar waarvan de
kenmerken niet altijd'steek honden,'zoodat^danc ook vele vogelsoorten, tot de orde