veêren uit en zit soms uren tang onbeWg e lij^WV^eT i^ ^û g -h ÿ Ôbk
zij,heeft steeds iets zachts^ ipts ji'eef eigenaardigs.",
Bijgaande afbeelding stelt bergmannetje in zijn zomerkleed, en- op dehjâçh-
tergrond het wijfje- voor. î|a ' dekkOTfst-tpKe^^ niann< i|>‘ nMun'i-i
"die fraaie zachte kleupteekening; ,zijr£.' winterkleed gelijkt, veeleer naar hét-. zomerkleed
"van het wijfje, met d it p ||||^ h e l d ^jçénwel, Idat der-vl^géWen de-punten
^ëh .staartpennen''van het wijfje-minder'donker zijn;-niettemin fl'eèlj-'ook /ij des
winters fletser fleuren: zij wordt dan over ’t geheel licht graauw en nog iets
fletser aan de ónderdéélen. Door een en ander kan m e n fe s in alle'jaa’rgetijdeV
?de seksen gemakkelijk jmderscheiden.
De jongen hebben aanvankelijk dezelfde Meuren, als het.wijfjê in T ^ p zomerkleed,
dpgh zijn een; weinig hlanker ^dopr ruijing , krijgen zij al zeer 'spoedig-e^pe
donkerder tint, td'geh zij komen eerst in den- volgenden zonj&r tot hun volma^kf
gevederjë, en^eerst na den gersten nji tot hun winterkleed, waarin echter reeds
het verschil valf sekse 'tö^herkennen is.
Dé Tapuit - nestelt op den grond of in spleten' van tjffde muren, §pid$ Qpks
onder steenen; vbór den nestfrouw bezigt'hij mos, gras, gÿrdehaar o ï scjjapen-
wol, welke in of aan/dqcfrnheggen ofr-aan’de’ schunrpalen i& bjjjvep ypstzitlen;
daar, jwaar schapen weiden^ vindt men dan ook gewoonlijk den japCiit, diehep
soms,-van verre ^volgk oofzicji van 'dB'^geyaflep'-'wpI meester-te maken (waarvan
zijn Fransche' naam vTrdquet p â tr e ” afkomstig is.) Het nestrife/lak envvpipig
afgewerkt; het bevat gewoonlijk ï> 4 B-lichtblaa'pwe mjefeph, die meestal ongevlekt,
soms - echter met roode vlekken bezet zijn. Deze vogels broeijen tweemaal •- de-'
eerste maal in ApriL pf Mei, de tweede maal in Junij of het begin vap Julij.
_De 'Tapuit heeft weinrg aanspraak op ^ep naaip van,^zanger ; 'doeh dopr zijn
scherp- geroep zeer schielijk te herhajen, brengt hij soms een sotSTt vpi ratelenden
zang'ten gshoore. Zijn gewoon geroep klinkt als i>èk tjèk &èi dekkek”.
Deze vogels gewennen zich spoedig aan het kooileven en worden zeer piak ;
zij-zijn échter zepr twistziek en blajiejos-of sissen wanneer zg vepstpord zijn. Men
voêrt ze even als dep Npçlftggàal of kwikstaart.