.témber;. d,e mannetjes komen eemge dagen Morgei dan >le wijfjfeX zij paren/kort
*;na hunne aankomst, *en“»de meeste eij ei en' worden in. hek begin van Mei gelegd; <•
Het nest ligt gewoonlijk in pen heester /of struik, relden lagèrltóijl vijf voet.
.boven den grond; het 1-vèctiig7insiAqrdig.b e w e r k tv a n mos, sdtóog gras, dunne
iwortelljès?: én paardenhaar z&memgësteldï Het ièl iits itóebier dan§Jat-'vaii' .de Gra§-
mÏÏsch,1 waarmede het o\eiigens ^ee ngc avtiei nkoihst heeft*
.eijereh,» Waarvan - er Vier J a - zes iii .-.e^pBrJeïsel gevonden worden, zijn
vuilwit,- mot i^hse^ën donktrgnjze spikkiltp*. on eenigi (donkere f vlekken aan.dg-
i zij djV'f«
He-jongen-zijn, wét de kleur betreft, nagenoeg' mii d ••ml n <.* 111k dj. jou^i
; wijfjes hebben -een 'donkerbruinen* en de-jonge- mannetjes een zwarten, Jbov^nkop.
De jongen, eijeren en.nesten, diejik op de Kaap^Ye^dische.eilanden-aftntrof, kwpaen,
volkomen met die der jEuropesd&e voorwoop^nT overeen^ Dq...hr q^fijdf- aldaar ia
vr»n' Januarij tot Maarte snpas lgter,p.,.
Wdimoor deze vögels lang ïh'^yahgenscb^p velleS-di.-hebhen,. -nemen hunne
veêren langs dB zijden, se®s ook aan krop en buik, e&he, qk^achtigetiof dqnker
isabelle kleur aan. In Noord-Afrika- vond ik voorwerpen wet, opanjerqocle.keeh eèi.en,
/.doch bevond dat-.dit niet de .-oorspronkelijke klgm^maar. wel dj© vanjiet stuifmeel
dser. Hbemea-van” zekeren alqë was: 'de vogels_ steken namelijk'hun kop in,.d%.
bloemkelken, om er de mi^en uitite pikken, qn alsdan, geuren .zij.' zkfy .ensplié-f
keurig, met' hét stuifmeel.
De Zwarlkop-Zanger voédt .ziohf mejt insecten en, beziën,■ »-sappige,. weeke
vruchten,1 als1 .peren-'enirpruimqn, ^eët hij mede gaarne.-xDel jongen weiden met'
kleine rupsen ;ie® bezjën' .gróetgebragt; die- va-mbot Jaa-tsfe bkoeiselfheofd^kélijk-
met vEer bessen- en spinnen.
De zang van het mannetje-,;-,is kweelend, zeerrauiver -eïf s^uns -vr^(krachtig
van toon; dikwijls Jaat -hijr geluiden hoeren, die veVl- .overeenkomst met die:;van>
den Thinzanger hebben, doch nog meer naar die van defr Nachtegaal- gelijken. iZijn
gewoon-geroep klinkt ynaganqeg-qils dat' van den 'Gekraagden Roodstaart, maar- is .
minder: scherf; ook roept hij dikwijls zeer ?ehieüjk „Mek, kriek", hetgeen aan
het geluid van den Krekel doet,denken.
Re ^^rtkc|)-^anger houdt zi§h bjj voorkeur in stille oorden op; in bergach-d
tige landen kiest hij de .zoomen"der"aan de bergen grenzende bossChem Op de»
Kaap-Yerdisehe eilanden vond ik ze/tot ©p 6000 voethoog meestal' in koffijplajqtages,
of in struiken. In Nederland komen zij hoofdzakelijk in tuinen met hooge hoornen,
of in de kleine hösschen van Gelderland en Noord-Braband voor; in onze kustprovinciën
wordèn zij minder talrijk aangetroffen.
Mén vangft; zt^moeijelijk, daar zij tot^deTschuwe vogefs behoor en; die voorwerpen,
welke men in kopijen aantreft, zijn dan^ók öieestal jong gevangen of uit de nesten
gehaald. Men kan ze in de kooi’Houden, rqits, men ze op dezelfde manier als den
Nachtegaal voedert; zijn ze .eenmaal aan de kooi gewend, dan kan men ze lang
op genoemd voedu, meehvormen en bezien houden; wil men hun vruchten geven,
dan diqnt men die niet in' de' kóoi te brengen, >maar tegen de traliën te duwen,
daar zij a'hders hunne 've?deren*Hievuilen. Derf jongen geve” men geweekt brood en
gehakt vleesch door elkander gemengd.,
/V Im gevangenschap worden deze vogels buitengewoon mak, zingen gedurendb
den gf'hoelen^zpmér, imaar zijn niet gaarne m gezelschap van andere vogels. Zij
\ereisphen veel oplettendheid emkunnen* géëné koude verdragen.