DE HUISZWALUW.
HlMv& DO . URBJC A.
' De Huiszwaluw, 'dic'.lljvegëó'ff^hare' Witte^ftitVeêreQ’/ pok Melkstaaytje wordt
genoemd^‘Teniet, zón tiionigruldur al s^d^Hbeerds -be^i moven Boerenzwaluw. *Zij
behoört>J ,ot'll i ?e|‘'sÖoften, " bij ïffelke iï’é' büitehlfè JstlfiMp'enhen minder verlengd zijn,
dan dié" van do» Jfo<& even' geno»,mdewsQ^^sp',’en>azij 'is,' van alle - zwaluwachtige
vogels'/ de 'ée'^e?|/diè ‘een van ^ ^ fe^ tó ö fz iê fle ft ^ ^ w ^ ^ l ö b ’ejzitl^?^
‘ Zij l>e\Vooifli "d1/ 1M>' stfrbKfto! Ilslfvj^Tlrferen^waliiw, doéh trekt 'zelden gelijktijdig
"met 'qfeSetfeên1®!! 'terug": ‘meestal' komt de^H’uisZwaluw ■ eenigfe ‘dagen later
'Ibij^óns-'aan. In!'den nakomer vlfegê,n" zij dikwijls £èz$menlijk met de Boerenzwaluwen,
'dorh telkens^ vefeenigen zi| ziclifjvgder in .troojijè« \nn hunne ‘eig|n 'soort;
ook vliegen ’ *Éj -fgeWoórilijk Iets1 h^ge^C^en' * zeldém?>zg% laat op den dag als de
Boerenzwaluw.
' -Êr bestaat geen opmerkelijk ■ Vêe^ehijl^usschen 'beidé' Seksefr; alleen- is het
mannetje wat' 'glari£ige.r van%velVen, 'etf5mi osl'al iets. gjmofor, danjl^É wijfje. De
jongen aren er evenals de* ouden uit,‘maar $ijn fletser1 vanSdeur en veel klein«-.
J Heh-nest- van/de ‘Huiszwaluw heeft eenigè dvereênkodist met dat-der Boerenzwaluw,
maar is -gewoonlijk ij^ b re e d e r ent rónder.' Het is geheeltoegemetseld en
heeft eene .opehing op zijde. Men vindt1 het' ondër'wNïsters*, tegen sdhoorsteenen,
Onder rieten dakep, tegen den müur,: ook-’onder de daken van hooibergen en in
veestallen; ja -soms aelfs in _i seheorsteenen.* De materialen, welke de Huiszwaluw
voor den nestbouw • gebruikt, bestaan uif^hpoi, doode blaadjes,- paardenhaar en
andere draadaohtige zelfstandigheden* welke zij, even als de Boerenzwaluw, met
slijk en koemest aan'elkander hecht; van binnen is hef nést met paardenhaar,
uitgepluisde schapenwiol of veêren bekleed.
/ Zij broeijen tweemaal en elk broeisel bevat vipr. a zes (het'tweede broeisel